Abortusweigering immoreel én onwettig?

Etienne Vermeersch
Pixabay - Abortion

Etienne Vermeersch ondergraaft de verbodsbepalingen van katholieke ziekenhuizen. Abortus behoort niet tot de wettelijke opdrachten van een ziekenhuis en een ziekenhuis is niet verplicht abortus aan te bieden, zo verdedigden Bart Hansen (docent bio-ethiek KU Leuven) en Herman Nys (gewoon hoogleraar medisch recht KU Leuven) in een opmerkelijke brief het abortusverbod in katholieke instellingen (DM 28/11, en 11/12). Etienne Vermeersch betwist die stelling.

Volgens Bart Hansen en Herman Nys (DM 2/12) is er geen wettelijke grond voor de intrekking van de erkenning van een dienst verloskunde die artsen verbiedt de wettelijk toegelaten zwangerschapsafbreking uit te voeren. Heel terecht spreken ze zich nadrukkelijk niet uit over het eventuele inhumane en immorele karakter van zo'n verbod. Maar ook op het strikt wettelijke vlak ligt de zaak niet zo eenvoudig.

Hun argumentatie steunt op het onderscheid tussen 'normaal' en 'niet-normaal' medisch handelen: de ziekenhuizen zouden die tweede soort kunnen verbieden. Zij verwijzen naar KB nr 78 'Over de uitoefening van de gezondheidsberoepen'. Art 1 vermeldt dat "de geneeskunde en de tandheelkunde ... worden uitgeoefend ... onder hun curatief of preventief voorkomen". Ze leiden daaruit af dat hierdoor een onderscheid wordt gemaakt tussen 'gewoon en 'niet-gewoon' geneeskundig handelen. Abortus zou dan 'niet gewoon' zijn omdat abortus om niet-medische redenen, geen diagnostisch of therapeutisch oogmerk heeft. Dat betekent dat zij blijkbaar de geneeskundige handelingen beperken tot het louter lichamelijke.

Dat is niet alleen strijdig met de definitie van 'gezondheid' van de Wereldgezondheidsorganisatie, het strookt ook niet met de verwijzing naar 'een fysische of psychische pathologische toestand' die men in KB 78 vindt (art 1,§ 1, tweede lid). De noodsituatie voorzien in de abortuswet (en in de euthanasiewet) preciseert niet dat die louter fysisch moet zijn: iedereen neemt aan dat ook psychische aspecten in aanmerking komen. Dat de verwijzing naar het curatieve en preventieve in KB 78 geen definitie van 'gewone geneeskunde' beoogt, blijkt ook uit het feit dat de wet op de palliatieve zorg (14 juni 2002) - voor de duidelijkheid - aan deze termen nog "continu en palliatief voorkomen" toevoegt. Leiden Hansen en Nys daaruit af dat voor die wet de palliatieve geneeskunde geen 'gewone' geneeskunde was? Besluiten ze verder dat plastische chirurgie met een eerder esthetische bedoeling geen 'normaal medisch handelen' is? En waar zou dan wel die grens liggen?

In de internationale medische literatuur heeft de term 'normale geneeskunde' als tegenpool de: 'alternatieve' geneeskunde. Bij ons echter gebruiken juristen uitdrukking 'niet normaal medisch handelen' vaak in verband met abortus en euthanasie. Dat is uiteraard het gevolg van het feit dat die vroeger helemaal geen medische handelingen waren, maar misdaden.

In Nederland, België en Luxemburg behoren die nu echter tot de geneeskunde zonder meer: ze veronderstellen een diagnose en behandeling van een fysische of psychische pathologische toestand. (zoals aanvaard in de abortuswet en de euthanasiewet). Bovendien wordt geëist dat de handeling wordt uitgevoerd door een arts onder 'medisch verantwoorde' omstandigheden. Rekening houdend met art 1 en art 2 van KB 78 kan dit in België niets anders zijn dan een typisch medisch handelen.

Op één punt verschillen ze van de meeste andere medische handelingen: er is de gewetensclausule. De arts en de andere bij de behandeling betrokkenen, kunnen tot deze handeling niet verplicht worden. Deze gewetensclausule verandert als zodanig niets aan het typisch medische karakter van dit handelen (ook in verband met esthetische chirurgie kunnen artsen gewetensbezwaren hebben). Verder geldt die clausule niet voor de inrichtende macht of de beheerders van een ziekenhuis en er is geen enkele wettelijke grond die hen toelaat artsen te verbieden deze daden te stellen als die dat in geweten gewenst vinden. Meer zelfs: een dergelijke gewetensdwang is ook vanuit katholiek moraaltheologisch standpunt ontoelaatbaar.

De vraag of alle ziekenhuizen abortus moeten toelaten, hangt vooral af van de vraag of ze een verloskundige afdeling hebben: in dat geval beschikken ze ook over een voorlichtingsdienst: er zijn immers in verband met verloskunde nog heel wat andere problemen die psychosociale bijstand vereisen. Aangezien zowel euthanasie als abortus medische handelingen zijn die door de Belgische Wet (onder bepaalde voorwaarden) worden toegestaan, moeten voldoende ziekenhuizen de uitvoering daarvan mogelijk maken.


Algemeen belang


Anders blijft die wet dode letter. Artikel 2 van de Wet op de Ziekenhuizen schrijft inderdaad voor: "Deze ziekenhuizen vervullen een opdracht van algemeen belang." Wanneer in een bepaalde stad of regio geen enkele kliniek abortus of euthanasie toestaat, is dat algemeen belang niet gegarandeerd: die inwoners worden manifest gediscrimineerd. De overheid is hiervoor medeverantwoordelijk, aangezien zij gelijkaardige rechten voor iedereen zou kunnen laten gelden door de bestuurders met financiële ingrepen te dwingen tot een ethische houding, of door de erkenning van ziekenhuizen te laten afhangen van de garantie dat alle burgers een vlotte toegang hebben tot deze medische handelingen. Het recht op euthanasie of abortus is door de Wet alleen beperkt door de gewetensclausule bij het behandelende team. Er zijn voldoende humane artsen en verplegenden die zich voor hun noodlijdende medemens willen inzetten. Dat ziekenhuisbesturen, die hierbij noch wettelijk noch ethisch enige inspraak hebben, hen dat beletten en zo een ergerlijke discriminatie in stand houden is onduldbaar.