1. Een manifest bewijs van het feit dat er volgens de koran een principiële ongelijkheid bestaat tussen mensen, vinden we in de toepassing van de ‘lex talionis’ (oog voor oog, tand voor tand). Soera 2: 178: “Jullie die geloven, aan jullie is voorgeschreven te vergelden bij doodslag: een vrije voor een vrije, een slaaf voor een slaaf, een vrouw voor een vrouw”.
2. Het basisprincipe wordt ook uitgedrukt in S. 4: 34: “De mannen zijn zaakwaarnemers voor de vrouwen, omdat God de een boven de ander heeft bevoorrecht...”
3. Uit het scheppingsverhaal (S.4:1) blijkt dat de vrouw uit de man genomen is voor hem “opdat hij bij haar rust zou vinden” (S. 39: 6).
4. Een vrouw mag alleen seksuele betrekkingen hebben met haar echtgenoot (wanneer hij dat wenst); de man mag betrekkingen hebben met een onbeperkt aantal vrouwen: vier echtgenoten en zoveel slavinnen als hij zich kan veroorloven (S. 23: 1-6 ; S. 70: 28-30; 6 4:3). Dat is tevens een gruwelijk onrecht tegenover miljoenen slavinnen, die zich natuurlijk niet konden verzetten tegen verkrachtingen door hun meesters.
5. De man kan zijn echtgenote verstoten, het omgekeerde is niet mogelijk (S. 2: 227).
6. De negen echte beschrijvingen van het paradijs hebben alle betrekking op de beloning van mannen: zij krijgen de beschikking over de hoeri’s, maagden met de grote ogen en de blijvende jeugd. (Zie S. 37: 49-49; 38: 50-52; 44: 51-54; 52: 17-27; 55: 46-78; 56: 22-38; 78: 31-34.) Die hoeri’s zijn niet hun eigen vroegere echtgenoten. In de christelijke hemel wenst men zijn geliefden terug te zien: echtgenoten, ouders, kinderen. Hier gaat het om ‘maagden’ als louter lustobjecten.
7. Vrouwen zijn blijkbaar minder betrouwbaar als getuigen (S 2: 282).
8. Ook op het vlak van de erfenissen wordt de vrouw achtergesteld. S 4: 11: “…voor een mannelijk (kind) evenveel als voor twee vrouwelijke.”
9. Het overwicht van de man komt op de meest markante wijze tot uiting in het feit dat de echtgenote hem onderdanig moet zijn en dat hij wordt aangespoord haar te slaan in geval van ongehoorzaamheid. S 4: 34: “De deugdzame vrouwen zijn dus onderdanig... Maar zij van wie jullie de ongezeglijkheid vrezen, vermaant haar, laat haar alleen in haar rustplaatsen en slaat haar…”. Uit schaamte poogt men in het Westen recent aan deze tekst andere betekenissen toe te kennen. Dat is echter in strijd met de hele Arabische traditie.
10. Misschien het meest noodlottige anti-vrouw vers is S. 33:50: na een overwinning worden de vrouwen in slavernij gebracht en verdeeld onder de krijgers. Die vrouwen werden ter plekke verkracht. Door deze praktijk werd in de islamwereld de slavernij op massale wijze uitgebreid. De moslimgeleerde Malek Chebel schat het aantal van de door de islam in slavernij gebrachte mensen op ca. 21 miljoen (men schat op 12 miljoen het aantal zwarte slaven dat door christenen naar Amerika werd gesleept). Wie hierna nog enige vorm van egalitarisme in de islam kan bespeuren, moet werkelijk door intellectuele blindheid geslagen zijn.