De oproep van Geert Wilders om de Koran te verbieden is te gek voor woorden. We hebben in Europa vrijheid van meningsuiting. Dat geldt niet alleen, zoals Voltaire al vond, voor die meningen die we goedkeuren, maar ook voor die welke we verafschuwen. Het getuigt van wereldvreemdheid een boek te verbieden dat meer dan een miljard mensen als heilig beschouwen. De stelling dat er in de Koran passussen voorkomen die naar onze normen onaanvaardbaar zijn (over polygamie, slavernij), is juist. Maar dat geldt eveneens voor de Bijbel. Ten slotte is de vergelijking met Mein Kampf absurd. De Koran is een tekst uit de zevende eeuw die betwistbare passussen bevat, maar bij een welwillende lectuur stelt men toch vast dat barmhartigheid er de centrale deugd is. Iedere soera begint met de woorden bismillahi rahmani rahim 'in naam van God, de barmhartige, de erbarmende' en ook in de tekst lezen we telkens weer: God is barmhartig. Sommige moslims beseffen dit blijkbaar niet, maar als barmhartigheid Gods wezenskenmerk is, dan heeft de mens als basisopgave hem daarin na te volgen. In Mein Kampf daarentegen vormt de haat tegen medemensen, met name de joden, de centrale thematiek: barmhartigheid is daar totaal afwezig. Als professor Van Doorn zijn aanval alleen op Wilders had gericht (DS 10 augustus), dan had ik hem kunnen volgen. Zijn kritiek betreft echter vooral Ehsan Jami en andere ex-moslims die de islam bekritiseren en zelfs heftig aanvallen. Ze maken het debat kapot, zegt hij. Ik ben het daar niet mee eens. Wie onder de islam geleden heeft, of, zoals Ayaan Hirsi Ali, tot in haar vlees gekwetst werd, heeft eveneens recht op vrije meningsuiting: het recht om uiting te geven aan frustraties en angsten. Ze hebben zelfs het recht zich daarbij te vergissen. Het debat met de moslims - bij ons en wereldwijd - betreft in essentie de vraag of er een beleving van de islam mogelijk is die strookt met de verworvenheden van de Verlichting, en meer bepaald met de Rechten van de Mens. Dat debat is niet gediend met oppervlakkige gesprekken waarin iedereen vriendelijk wil zijn voor de andere. Op 5 augustus 1990 werd de Cairo Declaration on Human Rights in Islam ondertekend door de vertegenwoordigers van meer dan 45 islamlanden, leden van de Organisation of the Islamic Conference, thans 56 in aantal. Deze OIC verzette zich onlangs nog tegen de amnestie voor de Bulgaarse verpleegsters. In die 'Verklaring' worden een reeks artikelen uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens overgenomen, maar veelal met de toevoeging 'binnen de grenzen van de sharia" en artikel 24 zegt uitdrukkelijk: All the rights and freedoms stipulated in this declaration are subject to the Islamic Shariah. Wie die sharia enigszins kent, kan daar alleen koude rillingen bij krijgen. Terloops, de strijd voor een eigen islamitische verklaring over de mensenrechten, niet gebonden door de Universele Verklaring, werd in gang gezet door Iran, na de revolutie. Diezelfde revolutie voerde in 1979 (als mensenrecht?) ook het huwelijk van kinderen vanaf negen jaar weer in Professor Van Doorn is allicht van mening dat het ijveren voor religieuze tolerantie een intern Nederlandse, Belgische, enz. aangelegenheid is, over de aanpassing van onze moslims aan onze rechtsprincipes. De ex-moslims zoals bijvoorbeeld Ayaan, Ehsan Jami, Ibn Warraq, Wafa Sultan - bekijk haar betoog op YouTube - hebben het terecht over de islam zelf. Ze voelen beter dan wie ook aan dat een authentieke aanvaarding van de mensenrechten een diepgaande ommekeer vergt in de interpretatie van de Koran en de Sunna. Om dat proces in de goede richting te sturen is er niet één enkele koninklijke weg. Er zijn zeker begripvolle debatten nodig tussen moslims, westerse christenen en atheïsten. Er zijn de verdienstelijke pogingen van Irshad Manji en anderen, om vanuit het geloof zelf bij te dragen tot de verandering. Maar in deze beide benaderingen kan het zoeken naar het waardevolle in de islam (dat er zeker is) tot gevolg hebben dat men om de echt hete hangijzers heen loopt. Jaren geleden schreef ik al in verband met de discussies tussen gelovigen en vrijzinnigen bij ons: 'verzoening, ja, maar niet in de mist'. Velen namen het mij kwalijk, maar herhaaldelijk vroeg ik bijvoorbeeld de Kriminalgeschichte des Christentums van KH Deschner niet onder de tafel te vegen. Dat was geen 'onvermogen zich uit het verleden los te maken'. Integendeel, pas als men het kwaad onder ogen durft zien, is een integere verwerking van het verleden mogelijk. De ex-moslims, met hun soms te agressief betoog, hebben de verdienste telkens weer op de reële knelpunten te wijzen. Het verwijt van 'onvolwassenheid', van 'omgekeerde orthodoxie', lijkt me niet decent in verband met mensen die door hun hele familie werden uitgestoten en die voor hun leven moeten vrezen. Hiermee heb ik niet gezegd dat hun waarheid dé juiste of de enige is. Maar, evenzeer als de moslims die zich door hun aanpak gekrenkt voelen, hebben ook zij recht op respect. Wij, die de strijd grotendeels achter ons hebben, staan voor de taak die tegenstellingen te helpen overwinnen door naar een verzoening te streven die de waarheid niet loochent. Er zijn passussen in de Koran die niet meer aanvaardbaar zijn, maar er blijven er voldoende over om een verlichte islam mogelijk te maken. Ik geloof daarin. Ik denk hierbij vooral aan de Mekkaanse Sura's, waarin zowel een authentiek religieuze als een sociaal bewogen inspiratie te vinden is en in meerdere ahadith komt dezelfde geest tot uiting. De islam heeft het nog veel moeilijker dan het christendom om het tijdsgebonden en onvolmaakt karakter van de 'Openbaring' te erkennen. Juist daarom misschien is het radicalisme van Ayaan, van Ehsan Jami, van Ibn Warraq, van Wafa Sultan en anderen nodig om voor velen een middenweg zoals die van Irshad Manji vrij te maken.