Vragen en antwoorden over materialisme

Etienne Vermeersch
FreePic - Materialism

 Vaak gestelde vragen en opmerkingen in verband met materialisme.

1. Is het materialisme bewijsbaar?

Deze vraag is ongelukkig geformuleerd. Materialisme heeft betrekking op de vraag welke algemene visie we hebben over het kennen van de wereld. De materialist gaat ervan uit dat we alle fenomenen die zich in de wereld voordoen uiteindelijk het best kunnen verklaren door ervan uit te gaan dat alles in die wereld zich gedraagt volgens een samenhangend geheel van wetten over de basisobjecten van de wereld, nl. de objecten en de wetten die men in de natuurwetenschappen, met als basis de natuurkunde, bestudeert. Het materialisme is een monisme; dat betekent dat er één samenhangend geheel van objecten en wetten bestaat, die uiteindelijk in een unieke theorie hun verklaring zullen vinden. Zodra de materialist met een reeks fenomenen te maken heeft, gaat hij pogen te zoeken hoe die een plaats kunnen vinden in dat samenhangend geheel van de natuurwetenschappen. 
De basismotivering van de materialist is zijn opvatting over wat een verklaring is. Als iemand vraagt waarom een steen die je loslaat naar beneden valt, dan kun je aantonen dat dit een bijzonder geval is van toepassing van de wetten van Newton; als iemand vraagt waarom de planeten zo rond de zon draaien zoals we ze kunnen waarnemen, dan kan men dat eveneens afleiden uit de wetten van Newton. Een verklaring is des te krachtiger en meer overtuigend, naarmate blijkt dat men een steeds groter aantal fenomenen, die op het eerste zicht niets met elkaar te maken hadden (vallende stenen en planeetbewegingen rond de zon), vanuit dezelfde theorie kan afleiden. Zo ontstaat spontaan de behoefte om nieuw ontdekte fenomenen telkens weer vanuit een steeds meer overkoepelende theorie tot verklaring te brengen. Het ideale eindstadium van zo'n benadering is dat je alle fenomenen uit die eenheidstheorie kunt afleiden: het materialisme stelt dat we steeds dichter dat ideaal kunnen benaderen. Deze opvatting werd in de loop van de ontwikkeling van de wetenschappen meer en meer bevestigd. Deze vaststelling levert uiteraard geen ultiem bewijs: ooit zouden we misschien op fenomenen kunnen stoten die alleen via een totaal andere benadering een eigen, apart type van verklaring zouden hebben. 
Het dualisme, dat stelt dat er naast de natuurwetenschappelijk verklaarbare dingen ook andere, zogenaamd geestelijke dingen bestaan, met eigen wetmatigheden, vormt een alternatieve opvatting tegenover het materialisme. Een pluralisme dat aanneemt dat er nog meer onderling onherleidbare verklaringsschema's nodig zijn, vormt nog een andere opvatting.
De feiten tonen aan dat noch het dualisme, noch het pluralisme ooit een positieve bijdrage geleverd hebben tot een betere verklaring van de waargenomen fenomenen. Ze kenmerken zich essentieel door het - vruchteloos - zoeken naar argumenten tegen het materialistisch monisme. Ook het idealistisch monisme, dat stelt dat er alleen maar geestelijke dingen bestaan, heeft nooit geleid tot enig beter inzicht in de samenhang van de dingen. 
Uit de geschiedenis van de wetenschap en van het menselijk denken in het algemeen blijkt manifest dat de houding van de materialist de meest aangewezene is om zoveel mogelijk kennis te verwerven en te synthetiseren. Wie immers van vooraf aan het materialistisch monisme uitsluit en bvb. stelt dat de zgn. "geestelijke" fenomenen van een andere orde zijn, zal niet alles in het werk stellen om ze tot de natuurwetenschappen te herleiden: m.a.w. als ze uiteindelijk blijken toch herleidbaar te zijn, zal de materialist dat hebben gevonden, want de anderen zochten al lang niet meer. Omgekeerd, als zou blijken dat er onherleidbare fenomenen bestaan, zal de materialist dat vroeg of laat moeten vaststellen: geen enkel inzicht riskeert hierbij definitief in het gedrang te komen. Als men dezelfde redenering zou willen maken in verband met het dualisme of het idealisme, dan zal blijken dat ze in het onderzoek tot nu toe zo steriel gebleken zijn dat er helemaal niets verloren is door ze niet als uitgangpunt te nemen. 
Dat alles maakt het goed recht van de materialistische houding meer en meer plausibel.

2. Sluit materialisme andere visies uit?

"De bewering dat bepaalde biologische processen zich aan fysico-chemische verklaring onttrekken is zeer gemakkelijk; veel moeilijker is het daar ook maar één voorbeeld van te geven."

Het materialisme, zoals ik het heb gedefinieerd - en daar hebben we het toch over - sluit helemaal niets uit. Zodra iemand zou aantonen dat een bepaald domein van verschijnselen een verklarende theorie heeft die onmogelijk tot een overkoepelend geheel met de bestaande natuurwetenschappelijke theorieën kan worden samengebracht, dan zou de materialist zich daarbij neerleggen en van dan af dualist of pluralist worden.

Feit is echter: (1) dat nog niemand ooit een theorie heeft voorgelegd die aan deze kenmerken voldoet: er is dus voorlopig geen reden om er rekening mee te houden, aangezien ze niet bestaat; (2) vertrekken van de opvatting dat bepaalde domeinen van de werkelijkheid niet voor een synthetiserende natuurwetenschappelijke verklaring toegankelijk zijn, belet ons naar die verklaring te zoeken, terwijl het streven naar overkoepelende verklaringen het enige is dat als resultaat zou kunnen hebben dat men uiteindelijk de garantie krijgt dat die toch niet bestaat: deze houding staat dus het meest open voor alle vormen van kennisverwerving; (3) de materialistisch ingestelde wetenschapper zoekt vaak partiële verklaringen zonder daarom onmiddellijk een inzicht te hebben in de ultieme natuurkundige achtergrond: alleen sluit hij die niet zomaar vooraf uit. De theorieën van Mendel en Darwin werden ontwikkeld zonder dat zij een inzicht hadden in de fysico-chemische mechanismen die er de grondslag van vormden: daar is niets mis mee, maar zonder het zoeken naar verdere synthese (The New Synthesis) en naar de moleculair biologische basis (Watson-Crick) zou de vorige eeuw niets hebben bijgebracht. (4) De bewering dat bepaalde biologische processen zich aan fysico-chemische verklaring onttrekken is zeer gemakkelijk; veel moeilijker is het daar ook maar één voorbeeld van te geven. (5) Tenslotte, maar dat is geen intrinsiek argument; tegenover de voorgaande bewering (4) staat de vaste overtuiging van de meerderheid van de vooraanstaande biologen van deze tijd. (5) Dat er voor veel biologische processen nog geen adequate verklaring bestaat, is duidelijk: de wetenschap heeft nog niet het einde van haar opdracht bereikt; daaruit afleiden dat een natuurwetenschappelijke verklaring onmogelijk is, lijkt mij bijzonder kortzichting.

3. Materialisme & Quantummechanica

De wetenschappen, en meer bepaald de natuurwetenschappen, vormen een samenhangend geheel van beweringen over feiten, wetten en theorieën : daar behoren uiteraard de veralgemeende relativiteitstheorie en de quantummechanica toe. Materialisme is de stelling dat alles wat in de werkelijkheid bestaat in principe kan beschreven en verklaard worden via de wetenschappen. Iets wat daardoor niet kan beschreven of verklaard worden, kan door niets beschreven of verklaard worden en men kan er dan ook niets zinnigs over zeggen: "wovon man nicht sprechen kann, dorüber soll man schweigen". De quantummechanica is een wiskundig formalisme dat toelaat een massa empirisch waarneembare feiten te voorspellen, soms onder de vorm van probabiliteiten, die echter steeds door de feiten werden bevestigd. Bij definitie kan er dus in de quantummechanica niets beweerd worden dat strijdig is met materialisme, aangezien al deze beweringen deel uitmaken van het materialisme.
Wat verwarring zaait is dat bepaalde interpretaties van dit wiskundig formalisme verwijzen naar iets dat schijnbaar niet materieel zou zijn, nl. het bewustzijn van de waarnemer; maar dat behoort uiteraard ook tot het domein van het wetenschappelijk bestudeerbare en dus tot de materie.
Bovendien behoren die interpretaties strict genomen niet tot de quantummechanica zelf: men heeft ze niet nodig voor de berekeningen en voor de voorspellingen van de feiten.
Men verwijst ook naar het feit dat volgens de quantummechanica een deeltje nu eens op de ene plaats kan zitten en dan, zonder beweging, instantaan op een andere plaats; dat is niet in strijd met materialisme omdat blijkbaar op dit micro-niveau de materie deze eigenschap heeft. Wie zegt dat telepatie of telekinese hierdoor verklaard zou kunnen worden, vergeet dat deze quantummechanische fenomenen zich op het extreme micro-vlak van elementaire deeltjes of atomen "voordoen"; terwijl de paranormale fenomenen zich op het macro-vlak "voordoen", waar de wetten van Newton nog steeds gelden. Het klassieke argument tegen materialisme is dat het typisch menselijk bewustzijn nog niet exhaustief wetenschappelijk verklaard is, maar dat bewijst niet dat het niet verklaard kan worden en de beste wetenschappelijke houding is te doen alsof het verklaarbaar is, want als men dit van voren af aan uitsluit, zal men de verklaring natuurlijk nooit vinden. 

4. Liefde, goedheid, schoonheid...

Vraag van Ferry (theoloog):Er zijn nogal wat menselijke emoties die niet op natuurkundige of chemische wijze te verklaren zijn : liefde, schoonheid, goedheid, vriendschap... zonder dat het iets zegt over de werkelijkheid van die emoties. M.a.w.: emoties zijn ook werkelijkheid. Dit pleit toch tegen het materialisme, de overtuiging dat alles tot materie te herleiden is?

"Deze vraag is bijzonder ongelukkig gesteld. Liefde, goedheid, vriendschap, schoonheid... zijn geen emoties. Deze termen verwijzen naar relaties tussen mensen onderling, tussen mensen en objecten, enz. Deze relaties zijn gekenmerkt door zekere gedragingen en gaan vaak gepaard met bepaalde emoties zoals seksuele gevoelens, ontroering, welzijnsgevoel... en combinaties hiervan. 
Het bestaan van die relaties kan vrij gemakkelijk verklaard worden door het feit dat ze in het maatschappelijke functioneren een belangrijke rol spelen. Bv. zonder de moederliefde zou het voortbestaan van kinderen veel minder gegarandeerd zijn: de zorg voor het kroost komt daarom ook bij talloze diersoorten voor. Vriendschapsrelaties, die zich bv. uiten in het vlooien van elkaar, zijn bij hogere apen frequent en zijn ook te verklaren door hun sociale functie: bij de mens is deze verklaring nog meer evident. De schoonheidservaring (een soort genietingsgevoel) doet zich voor wanneer een omgeving, een object of een soortgenoot als aantrekkelijk wordt erkend. Dat kan veelal verklaard worden door een specifieke functie: de prachtige staart van het mannetje bij de pauw zal tot gevolg hebben dat wijfjes er vlugger mee zullen paren, waardoor dat mannetje zich beter voortplant dan zijn concurrenten. Uiteraard komen daar op het menselijk niveau allerlei complicaties bij, maar het feit dat een verklaring complexer wordt, betekent niet dat er geen verklaring is. 
Men moet vermijden al te gemakkelijk te zeggen dat een natuurwetenschappelijke verklaring niet bestaat, zonder een poging te doen om zo'n verklaring te zoeken." 

  

Een reactie van een lezer.

Met alle respect, maar volgens mij is het zeer wel mogelijk tot een orde te komen die aan de basis ligt van alle in wetenschap geformuleerde (en nog te formuleren) orde, en die daarmee de basis vormt van geheel dit universum waar we deel van zijn. De vraag is echter of je dan nog dat woord ‘materialisme’ kan gebruiken. U geeft daar nogal een eigen wending aan, maar meestal is het dan zo dat men ‘materie’ (wat men daar ook onder verstaat), als het enig werkelijke ziet. Als het echter zover is dat we die geschetste centrale orde hanteren bij het ons een weg zoeken in dit universum, dan kom je er haast niet onder uit om te denken dat we hier te maken hebben met iets dat dit universum in informatieve zin mogelijk heeft gemaakt en mogelijk maakt. Nog een stap verder denkend kom je dan al snel tot de gedachte dat er iets moet zijn, iets creatiefs, dat deze centrale orde omzet in die wereld waar we deel van zijn. Nu zult u zich afvragen: hoe komen wij dan tot die centrale orde? Maar ja, u weet net zo goed als ik dat de denkende mens een bijzonder krachtig fenomeen is. ‘Krachtig’ in de zin van: wij slagen er steeds maar in om de fenomenen, zoals die zich aan ons voordoen, in steeds algemener samenhang te zien. En ik denk dat ook die centrale orde iets is, dat, net zoals de bekende natuurwetten, diep verscholen is in de wereld, en eigenlijk iets is dat nog veel meer dan die natuurwetten in alles schuilgaat. Het is zelfs waarschijnlijk dat deze orde, deel als wij zijn van deze wereld, ook bepalend is voor ons mensen, voor hoe wij ons mentaal ontwikkelen, en voor hoe wij deze wereld interpreteren. Het zal daarmee duidelijk zijn dat deze orde niet slechts te voorschijn komt uit een natuurwetenschappelijke beschouwing van de werkelijkheid. Zij komt te voorschijn uit het onderzoek van zoveel mogelijk werkelijkheid, inclusief ons spreken over die werkelijkheid. U zult ondertussen al wel vermoeden dat ikzelf iets dergelijks als die centrale orde op het oog heb, en dat is ook zo, maar ik wil eigenlijk vooral duidelijk maken dat denken over orde in de werkelijkheid onherroepelijk en onweerstaanbaar leidt tot een visie op die werkelijkheid die het idee van ‘enkel materie’ overschrijdt.

Benedict Broere

 

Antwoord van Etienne Vermeersch:

Het materialisme zoals ik dat zie (over een ander materialisme kan ik mij natuurlijk niet uitspreken zolang men het niet definieert) komt overeen met de ‘naturalistische’ benaderingswijze tegenover alle voorwerpen van waarneming, ervaring of kennis. De naturalistische thesis bestaat erin dat alles wat wij direct of indirect (via instrumenten) kunnen waarnemen of ervaren, bij uiteindelijke analyse zal blijken samengesteld te zijn uit die processen en objecten die wij in de natuurkunde bestuderen of die binnen die wetenschap nog zullen ontdekt worden.

Deze definitie zegt iets helemaal anders dan de bewering dat men zich beperkt tot de ‘natuurwetenschappelijke beschouwing’ van de werkelijkheid, want deze bewering suggereert dat men de hele werkelijkheid zou kunnen benaderen via de natuurkunde, de scheikunde en de biologie (en hiermee verwante wetenschappen zoals geologie, paleontologie, geofysica, meteorologie, enz.).

De kern van de naturalistische benadering ligt er juist in dat men geen enkel ervaarbaar gegeven uitsluit: ook niet de taal, kunstwerken, het denken, de emoties, het spreken over de werkelijkheid en het spreken over dat spreken.

Nogmaals, de thesis is niet dat men deze feiten via natuurkunde of scheikunde moet onderzoeken, maar via linguistiek, esthetica, denkpsychologie, psychologie van de emoties, logica en metalogica, enz..

De thesis zegt dat bij het grondig doorvoeren van dit onderzoek, men er steeds op zal uitkomen dat deze fenomenen zich voordoen bij organismen, of, meer algemeen, systemen, waarvan de samenstelling en het functioneren verklaard kan worden door mechanismen die zich op een meer fundamenteel niveau voordoen: bv. cellen, deze cellen op basis van macromoleculen die men in de moleculaire biologie bestudeert en deze macromoleculen op basis van de atomen en subatomaire deeltjes waaruit die zijn samengesteld en de wetten die de processen op atomair en subatomair niveau beheersen.

Zodra men deze definities duidelijk begrepen heeft, blijkt dat de hier gemaakte opwerping in feite op het volgende neerkomt.

De opponent is van mening dat de ‘informatie’ die in de huidige wereld vervat zit, in feite reeds bij de oorsprong van deze wereld, of als continu drijvende ondergrond van deze wereld aanwezig is (“iets wat dit universum in informatieve zin mogelijk gemaakt heeft of mogelijk maakt”). Een dergelijke opvatting ontneemt aan de huidige wetenschap haar eigenlijke ruggegraat en maakt er een ongestructureerde opstapeling van feiten van. In de kosmologie poogt men aan te tonen dat de opeenvolgende stadia van het universum sinds de big bang, telkens uit elkaar voortkomen op basis van de wetten van de fysica: men beperkt zich niet tot de beschrijving van opeenvolgende stadia, integendeel, men zoekt het causale verband tussen die stadia en zodra dit gevonden is, begrijpt men hoe het ene stadium uit het andere voortvloeit, enkel en alleen op basis van de natuurwetten, en niet omdat er nog een informatieve stoot bijkwam. Op dezelfde wijze verklaart men hoe binnen de waterstofbollen die de oorspronkelijke sterren zijn, door de wetten van de kernfysica op noodwendige wijze helium en daarna de andere elementen (atomen) ontstaan. Zodra er planeten zoals de aarde gevormd zijn, ontstaan door energetische interacties tussen atomen (bv. veroorzaakt door zonnestraling, verdamping, elektrische ontladingen, enz.)een groot aantal moleculen. Na ontelbare combinaties van dergelijke moleculen ontstaan macromoleculen die zichzelf kunnen repliceren en die zo aanleiding geven tot de eerste levende cellen. In de evolutietheorie toont men aan hoe door toevalsmatige variatie en natuurlijke selectie de opeenvolgende vormen van levende wezens ontstaan. Telkens weer bestaat datgene wat de wetenschapsmens zoekt, er vooral in, aan te tonen dat deze organismen uit elkaar ontstaan zonder dat een informatieve ingreep bij de aanvang of onderweg nodig is. Als men niet de bedoeling heeft de nieuwe vormen (de nieuwe informatie) door de reeds aanwezige wetten te verklaren, waartoe dient de wetenschap dan? Tot een opstapeling van feitjes?

Men kan natuurlijk beweren dat deze, vrij eenvoudige, basiswetten en basisobjecten, reeds al die latere informatie in zich bevatten.

Dat kan twee zaken betekenen.

(1) Deze objecten en wetten zijn van die aard dat ze uiteindelijk door hun werking zelf konden leiden tot de huidige complexiteit van vormen. Dat is de naturalistische stelling.

(2) De complexe informatie was reeds bij het begin aanwezig. Voor deze stelling is er geen enkele aanwijzing: nergens zien we iets anders dan de basiswetten aan het werk en bovendien is deze stelling compleet overbodig: als we de groeiende complexiteit van vormen (informatie) via de basiswetten kunnen verklaren, is er geen supplementaire hypothese nodig.

Behalve deze vraag naar de totaalverklaring van alle ervaarbare gegevens, kan men ook nog de vraag stellen naar de oorsprong van de mechanismen die deze (naturalistische) totaalverklaring mogelijk maken.

M.a.w. waar ligt de verklaring voor de oorspronkelijke totaliteit van objecten en wetten, m.a.w. van ‘natuur(1)’ ?

Laten we die denkbeeldige verklaring god(-1) noemen. Waar ligt dan de verklaring voor god(-1)? Normaal gezien bij god(-2). Waar ligt de verklaring voor god(-2)? Uiteraard bij god(-3); enz. enz.

Waarom dan niet meteen stoppen bij ‘natuur(1)’?