Grenzen aan de vrije meningsuiting

Etienne Vermeersch
Pixabay - Freedom of speech

Er was de moord op Theo van Gogh, er zijn de doodsbedreigingen aan het adres van de politica's Ayaan Hirsi Ali en Mimount Bousakla. In Londen werd een theaterstuk afgelast omdat het beledigend zou zijn geweest voor Indiase sikhs. Overal in Europa duiken voorstellen op om oude wetten op godslastering weer in te voeren. Bij ons is ondertussen het Vlaams Blok-proces nog maar half verteerd. Waar liggen de grenzen van de vrije meningsuiting? Een gesprek met de filosoof Etienne Vermeersch.

Wat mag je tegenwoordig nog zeggen? Een wat vreemde vraag, maar blijkbaar hebben we het er knap lastig mee. In deze tijden van opendebatcultuur lopen we meer dan ooit op de toppen van onze tenen. Mag minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael zeggen dat de islam een achterlijke cultuur is? Is dat een racistische uitspraak? En waar ligt dan het verschil met de uitlatingen van het Vlaams Blok, dat door de rechtbank voor racisme is veroordeeld?

Vrijheid van meningsuiting is een kostbaar goed in onze moderne, democratische samenleving. Maar de norm botst steeds vaker met andere ethische regels en mensenrechten, zoals het afzweren van discriminatie en racisme. Hoe voeren we in deze multiculturele maatschappij een eerlijk debat, zonder de ander te beledigen? Hoe houden we deze complexe maatschappij leefbaar, zonder ons te veel te ketenen aan wetten en regels? En welke normen hebben nu eigenlijk voorrang

De filosoof Etienne Vermeersch geeft toe dat het soms een moeilijk ontwarbaar kluwen is. "Het debat over de vrije meningsuiting begint volgens mij met een belangrijke vraag: heeft alleen de waarheid rechten? Er zijn immers mensen die menen dat de leugen geen rechten heeft. De vrije meningsuiting geldt volgens hen niet voor de leugen, zoals er geen vrijheid van handelen is voor het kwaad. Dat is een redenering die voortkomt uit de dogmatische godsdiensten: je gaat niet in tegen het woord van God in de bijbel of de koran."

"In de 17de eeuw is dat dogma voor de eerste keer ter discussie gesteld door de Fransman Pierre Bayle. Die durfde te stellen dat er over God geen evidentie bestaat. Bestond er wel een evidentie over God, dan zouden alle eerlijke en goede mensen hetzelfde geloven. Maar, zei hij, hoe verklaar je dan dat er katholieken en protestanten zijn, verstandige mensen, die toch tot een ander verhaal komen? Ze kunnen niet allemaal de waarheid in pacht hebben. Dus, besloot Bayle, kunnen we daar eigenlijk geen dwingende uitspraken over doen. De waarheid over God dringt zich niet met absolute noodwendigheid aan iedereen op. Je kunt daar met andere woorden over in discussie treden. Dat was een lumineus inzicht van Bayle, dat aan de basis lag van het principe van de vrije meningsuiting en van de vrijheid van godsdienst."

Grenzen

Deze redenering, zegt Vermeersch, gaat in grote mate op voor denkbeelden inzake ethiek, godsdienst en maatschappij: ook daarover bestaan er geen meningen die evident waar zijn. Het veiligste middel om in die gevallen de kans te krijgen dat de waarheid aan bod komt, is de vrijheid van meningsuiting: niemand heeft het recht zijn mening aan een ander op te dringen met niet-rationele middelen. Dat veronderstelt dat je afstand neemt van de gedachte dat alleen ware meningen mogen worden geuit: je moet toelaten dat ook meningen worden verdedigd waarvan je zelf denkt dat het leugens zijn."

Tot zover het principe. De vraag is nu of er grenzen aan zijn, want geen enkele waarde is absoluut: je moet ze met andere waarden in de balans leggen. "Er zijn inderdaad enkele uitzonderingssituaties waarbij de vrije meningsuiting mag worden beknot", legt Vermeersch uit. "Je mag bijvoorbeeld meningen opdringen aan onmondige kinderen, want die zijn nog niet in staat om een logische argumentatie te volgen en zelf tot de waarheid te komen. Volwassenen weten doorgaans wat goed is voor hun kind, kinderen zelf weten dat niet altijd. Om dezelfde reden kun je ook meningen opdringen aan mensen die wilsonbekwaam zijn. Bijvoorbeeld: je moet die therapie volgen, want dat is goed voor je."

"Daarnaast zijn ook uitingen, in woord of in beeld, die gebaseerd zijn op misdaden, niet toegestaan. Een duidelijk voorbeeld is kinderporno: je kunt die beelden veelal niet maken zonder een misdaad te begaan. Hetzelfde geldt voor snuff movies."

Delicater is de vraag of er ook uitspraken zijn die je niet meer mag doen, gaat Vermeersch verder. "De regel is dat uitspraken die rechtstreeks tot misdaden leiden, wettelijk verboden kunnen worden. Wanneer je uiting met andere woorden slachtoffers tot gevolg zou kunnen hebben. Stel dat je in een overvolle cinemazaal voor de lol "brand" roept. Dat kan tot gevolg hebben dat mensen elkaar vertrappelen aan de uitgang. Wanneer iemand een menigte oproept tot onmiddellijke brandstichting of moord, dan kan dat uiteraard niet. Ethisch gezien stellen we: uitspraken die met grote waarschijnlijkheid directe schade, lijden of dood toebrengen aan mensen, kunnen niet door de beugel."

 

Racisme

Behoort aansporen tot racisme en discriminatie tot deze categorie? Het antwoord op deze vraag is niet eenvoudig, vindt Vermeersch. "Je kunt niet zeggen dat racistische uitspraken altijd tot misdaden leiden. Maar in een bepaalde sfeer kan dat wel het geval zijn. Wanneer je halverwege de negentiende eeuw in het zuiden van de VS na een misdaad een oproep deed om een zwarte te lynchen, dan mocht je er zeker van zijn dat zoiets ook zou gebeuren. Die uitspraak was niet vrijblijvend in een klimaat van rassenhaat. Hetzelfde in nazi-Duitsland: wanneer je toen zei: "Gooi het raam van die joodse winkel in", dan kon je er donder op zeggen dat het ook zou gebeuren. Dat was op dat moment daarom een immorele uitspraak, want je droeg bij tot misdaden."

Moet je dergelijke uitspraken dan ook bij wet verbieden? Vermeersch: "Dat ligt niet zo eenvoudig, want bijdragen tot een misdadig klimaat, is, hoe immoreel ook, op zich nog geen misdaad. Maar als je ziet wat in nazi-Duitsland gebeurd is, zou je achteraf kunnen zeggen: men had het eigenlijk moeten verbieden. Want het systematisch aanzetten tot haat tegen de joden heeft tot een van de grootste rampen uit de wereldgeschiedenis geleid. Maar zoiets kun je natuurlijk vaak pas achteraf beoordelen."

We kunnen wel lessen trekken uit het verleden. In Vlaanderen duikt daarom de vraag op of partijen om dezelfde reden aan banden moeten worden gelegd. "Dat het Vlaams Blok aanzette tot racisme en discriminatie, is in elk geval bewezen", stelt Vermeersch. "Het hof van beroep van Gent heeft onomstotelijk aangetoond dat hele reeksen uitlatingen van die partij hebben bijgedragen tot het scheppen van een klimaat van haat tegen allochtonen. We hebben in ons land een antidiscriminatiewet, en volgens die wet was het Vlaams Blok een racistische partij. Het hof heeft die wet dus correct toegepast."

"Je kunt wel kanttekeningen plaatsen bij de wet zelf. Ik vind het begrip "indirecte discriminatie" nogal vaag. Maar los daarvan dringt zich in Vlaanderen de vraag op of het gewenst is de verspreiding van dergelijke uitlatingen te verbieden. Dat ze fundamenteel immoreel zijn, is boven elke twijfel verheven. Ze zijn onjuist en ze sporen aan tot haat. Bovendien bestaat er een VN-conventie tegen aansporing tot racisme en discriminatie. Er zijn dus redenen om aan te nemen dat zich hier een uitzonderlijke situatie voordoet, waarin het gerechtvaardigd was het principe van de vrije meningsuiting te beknotten."

Achterlijk

Maar we moeten wel opletten met die begrenzing. Het kan niet de bedoeling zijn in het wilde weg censuur of zelfcensuur in te voeren in naam van de strijd tegen racisme. "Een belangrijke voorwaarde is dat de uitingen systematisch bijdragen tot het scheppen van een klimaat van haat en discriminatie, vooraleer men ze strafbaar wil maken", waarschuwt Vermeersch. "Wanneer Patrick Dewael beweert dat de westerse cultuur superieur is aan de Arabische, dan is dat een algemene uitspraak die niet bedoeld is om individuele mensen te kwetsen of te discrimineren; de waarheid van die uitspraak is voor wetenschappelijk onderzoek vatbaar."

"De Arabische cultuur is vandaag op intellectueel, artistiek en wetenschappelijk vlak achterop ten opzichte van de westerse, net zoals van de 8ste tot de 12de eeuw het omgekeerde waar was. In het Arab Human Development Report van 2002 staat dat in één jaar tijd meer boeken vertaald zijn in het Spaans dan er de laatste duizend jaar in het Arabisch vertaald zijn. En per jaar worden meer boeken vertaald in het Grieks dan in de hele Arabische wereld samen. Dat is een culturele achterstand die bewezen is, je kunt daar geen speld tussen krijgen. In principe is er dus geen probleem met dergelijke uitspraken. Maar je moet wel rekening houden met een algemeen klimaat en er dus goed op letten niet verkeerd begrepen te worden."

"Men moet zich ook afvragen wat mensen willen bereiken met bepaalde uitspraken. In de VS werd bijvoorbeeld nogal wat gediscussieerd over de vraag of de gemiddelde intelligentie van blanken hoger ligt dan die van zwarten. Kijk, er bestaan IQ-tests om die dingen te meten. Het kan dus zijn dat die uitspraken feitelijk waar zijn. Zo ja, dan moet je dat kunnen zeggen. Maar wanneer die vaststellingen bedoeld zijn om mensen te discrimineren, dan zit je natuurlijk met een probleem. En dit des te meer als de resultaten methodologisch betwistbaar zijn."

"Hetzelfde met de vraag wat de bijdrage is van allochtonen in de misdaadstatistieken. Je kunt dat objectief meten, je kunt dat vaststellen en beweringen erover met argumenten ondersteunen. Maar je moet wel opletten met de behandeling van de resultaten. Hier moet je heel genuanceerd te werk gaan. De verklaring van die cijfers gaat meestal veel verder dan de loutere vaststelling ervan."

Rel

Tot een genuanceerd debat komt het in onze maatschappij zelden. Uitspraken zoals die van Dewael veroorzaken meteen een grote rel, waarna niemand het waagt er nog op terug te komen. Want een andere vraag is natuurlijk: in welke mate mag je mensen beledigen? "Dat hangt onder meer af van de gevoeligheid van mensen hiervoor", vindt Vermeersch. "Tot enkele decennia geleden waren christenen persoonlijk beledigd wanneer je het christendom aanviel. Je kon voor provocerende uitspraken zelfs gestraft worden. Vandaag merken we dat moslims zich persoonlijk enorm geraakt voelen wanneer je hun godsdienst aanvalt. Zelf heb ik op de televisie nog gesproken over de zeven discriminaties van de vrouw in de koran. Heel wat moslims voelden zich daardoor beledigd. Maar ik heb die discriminaties niet uitgevonden, hoor. Ze staan letterlijk in de koran, zwart op wit."

In welke mate moet je dan rekening houden met die gevoeligheden? "Vanuit ethisch oogpunt kun je stellen: wanneer je geen positieve waarde hebt die je er tegenover kunt stellen, dan zeg je zulke dingen beter niet. Zo een waarde kan zijn: de wetenschappelijke waarheid, het bijdragen tot een beter inzicht en tot emancipatie. Je kunt perfect zeggen: "Het christendom heeft een breed spoor van bloed en lijden achter zich gelaten". Misschien beledig je daarmee gelovigen, maar er staat wel een historische waarheid tegenover; en dat kan tot nadenken aanleiding geven. Ook over de islam moet dat kunnen. In de koran staan passages over jinns, demonen. Het feit dat de koran daarin gelooft, bewijst dat het een naïef boek is. Als je dat zegt, zijn moslims geschoffeerd. Je moet tegenwoordig zelfs vrezen voor je leven wanneer je zulke uitspraken doet. Maar je moet dat kúnnen zeggen. Gelovigen moeten daar maar een beetje weerbaarder in worden."

Bovendien, zegt Vermeersch, is het zo dat scherpe kritiek mogelijk moet blijven op alle machtsinstellingen. "Het christendom en de islam zijn instituten die een verpletterende macht hebben over mensen, dus kritiek hierop moet altijd mogelijk zijn. Zelfs bijtende spot op machtsinstituten is volledig legitiem. Maar hier staan we voor een probleem. Je kunt moeilijk zeggen dat de moslims in ons land een machtsinstituut zijn. Integendeel, ze zijn een gediscrimineerde groep. Spotten met zwakkeren is ethisch dan weer niet aanvaardbaar. Val je een godsdienst aan enkel en alleen om te beledigen, zoals het Vlaams Belang dat doet, dan ben je immoreel bezig. Je moet alles in zijn context bekijken. Zeker bij moslims liggen de zaken vandaag nogal gevoelig. Doe het dan ook niet: kwetsen om te kwetsen."

Monty Python

En wat met humor? Mogen cabaretiers of columnisten nog lachen met religie, met homo's of met wie dan ook? Of wordt ook dat moeilijk? Vermeersch: "Kijk, ik hoor iemand als Herman Brusselmans na de moord op Theo van Gogh verklaren dat hij zich voortaan zal inhouden. Ik vind dat betreurenswaardig. Zelf zou ik me nooit inhouden. Humor is trouwens een geval apart: je zegt dingen om te lachen, niet om mensen belachelijk te maken. Je mag gerust moppen maken over Osama Bin Laden. Niemand zal daar een probleem mee hebben."

"Maar ook hier blijft het een kwestie van je gezond verstand te gebruiken. Alles hangt erg af van wie wat zegt in welke context. Een jood mag moppen vertellen over Auschwitz, voor een niet-jood ligt dat veel delicater. Een "racistische mop" krijgt vooral een wrange bijklank wanneer hij door of aan racisten wordt verteld. Het mag geen bloedige ernst zijn. Maar ik geef toe: de grens tussen humor en beledigingen is vaak flinterdun."

Moeten we die dingen dan opnieuw in de wet gaan regelen, zoals in onze buurlanden wordt gesuggereerd? In Nederland rees in de nasleep van de moord op Van Gogh de vraag of de oude wet op godslastering niet opnieuw in gebruik moest worden genomen. Ook in Groot-Brittannië maken cabaretiers en filmmakers zich zorgen omtrent een gelijkaardig wetsvoorstel. Films als "The Life of Brian", een religieuze satire van Monty Python, zouden dan eigenlijk niet meer door de beugel kunnen. "Dat is belachelijk", vindt Vermeersch. Als God bestaat, is hij een supermacht. Die mag je dus bespotten van 's morgens tot 's avonds: die moet daar tegen kunnen. In welke mate je mensen daarmee krenkt, hangt van de omstandigheden af, en of dat verantwoord is, eveneens. In plaats van alles in juridische regels te willen vastleggen, pleit ik voor een sterkere persoonlijke ethiek op dat vlak. We moeten tot een vorm van morele consensus komen. Als je recht in je schoenen gaat, en je hebt niet de bedoeling mensen te krenken, dan is er geen probleem. Dan kun je in principe zeggen wat je wilt."

"En goed, Theo van Gogh, die ging soms te ver. Wanneer hij over de Marokkanen sprak als geitenneukers, dan weet iedereen natuurlijk dat hij dat niet letterlijk zo bedoelde. Maar dergelijke uitspraken zijn beledigend, dus moreel betwistbaar. Vanuit menselijk oogpunt is hij over de schreef gegaan. Maar dat hij het debat wilde aanzwengelen, was zijn volste recht. Ik vind het echt heel gevaarlijk wanneer we dingen niet meer durven te zeggen uit angst voor bedreigingen. "Non abbiate paura", zegt de paus: "Wees niet bang". Een van de weinige uitspraken van hem die ik apprecieer.