The Passion of the Christ - Etienne Vermeersch: een historische film over Jezus is onmogelijk

Free photo - Jezus aan het kruis

Etienne Vermeersch: 'Een historische film over Jezus is onmogelijk'

Gibson baseert zich op de vier evangeliën, maar die spreken elkaar tegen'.

The Passion of the Christ zou een "onhistorische" film zijn, zo vinden de belangrijke religieuze groeperingen in dit land. "Natuurlijk is het een onhistorische film", reageert moraalfilosoof en bijbelkenner Etienne Vermeesch. "Ik zou dat ook zeggen, maar het verschil is dat de religieuzen ervan uitgaan dat de bijbel historische gegevens over Jezus bevat en dat is niet zo. Je kunt gewoon geen historische film over het leven van Jezus maken. Daarvoor zijn er veel te weinig gegevens over hem. Dit is zelfs geen dogmatische film, dit is pure fictie.

Een stem voor het Vlaams Blok: onaanvaardbaar, maar wel begrijpelijk

Etienne Vermeersch
Wikimedia Commons - Vlaams Belang

Om ethische redenen blijft het ook vandaag onaanvaardbaar om voor het Vlaams Blok te stemmen. Er zijn wel verklaringen waarom zoveel Vlamingen dat toch deden, stelt Etienne Vermeersch. Er moet, bij voorkeur met een tripartite, sneller en beter werk worden gemaakt van het migrantenbeleid. De Franstaligen moeten redelijke Vlaamse eisen aanvaarden om het land niet in gevaar te brengen. De regering mag slechts maatregelen opleggen na voldoende bewustmaking en overreding.

De kiezer heeft niet altijd gelijk. 

Etienne Vermeersch

Ethiek bestond reeds voor godsdienst

Etienne Vermeersch

Ethiek bestond REEDS vOOr godsdienst

De opvatting dat er een noodzakelijk een nauwe band bestaat tussen godsdienst en ethiek is niet alleen Voltairiaans of Dostojevskiaans ("als God niet bestaat is alles toegelaten"): ze is volgens mij ook fout.

 

Indien de ethiek het gedurende zoveel millennia zonder godsdienstige ondersteuning heeft kunnen stellen, is er geen enkele reden om te denken dat dit nu, zelfs bij de doorsnee mensen, niet meer het geval zou kunnen zijn.

Etienne Vermeersch

 

De misvatting die aan de basis van deze meningen ligt, is de overtuiging dat godsdienst en ethiek als van nature iets met elkaar te maken hebben. Historisch gezien is dit onjuist. In de Griekse, Romeinse, Babylonische, enz. godsdiensten vallen de goden niet op door hun ethisch hoogstaande gedragingen. Reeds Xenophanes (6de/5de eeuw v.C.) schreef dat de Griekse goden niets liever deden dan "kleptein, moicheuein te kai allèlous apateuein": stelen, hoereren en elkaar bedriegen. Niet alleen was er weinig verband tussen godsdienst en ethiek, ook bestond er geen geloof aan een beloning of straf na de dood. Dat geldt niet alleen voor deze godsdiensten, maar ook voor de Israëlitische: het Oude Testament is gedragen door de overtuiging dat er geen beloning of straf na de dood bestaat; dat kan heel gemakkelijk bewezen worden. Pas in het boek Daniël dat dateert van rond het midden van de 2de eeuw v.C., dringt deze gedachte in de Bijbel door. De standaard-overtuiging staat reeds in het boek Genesis: "gij zijt stof en tot stof keert ge terug".

Afgezien van de Egyptische cultuur die een heel aparte ontwikkeling heeft doorgemaakt, kan men zeggen dat alle godsdiensten ter wereld geen algemene beloning of straf na de dood kenden, tenzij zij, direct of indirect beïnvloed zijn door Zarathoestra of door de Upanishaden.

In de loop van het eerste millennium vόόr Christus worden de mensen in verschillende culturen geconfronteerd met de ondraaglijke gedachte dat boosaardige mensen soms een heel succesvol en gelukkig leven hebben en deugdzame mensen soms zeer ongelukkig kunnen zijn.

 

Dit probleem van het geluk van de bozen en het ongeluk van de goede mensen heeft tot twee oplossingen geleid. 

In Indië komt in de loop van de 9de  eeuw v. C. de gedachte naar voren (in de Upanishaden, bv. Chandogya Upanishad) dat de mens tijdens zijn leven een soort karma op zich laadt: de gevolgen van zijn goede en slechte daden; je kunt het verdienste of schuld noemen. Na de dood blijft de nawerking daarvan doorgaan en dat leidt tot een wedergeboorte in een toestand  - beter of slechter - die door dat karma wordt bepaald.  Dit is een meesterlijke oplossing voor het probleem van het geluk van de bozen: wie in dit leven onschuldig lijdt, moet beseffen dat hij dat te wijten heeft aan het negatief karma van een vroeger leven en kan de hoop ontwikkelen dat, als hij deugdzaam wordt, het in een volgend leven al zoveel beter zal hebben. Op wie gelukkig is en boosaardig, moet je niet jaloers zijn, want er staat hem  in een volgend leven nogal wat te wachten.  In het Hindoeïsme, maar ook in het Boeddhisme en het Jaïnisme is die basisgedachte (met varianten) overgenomen en heeft zich zo over het grootste deel van Azië verspreid.

 

De overtuiging dat godsdienst en ethiek als van nature iets met elkaar te maken hebben is historisch gezien onjuist.

Etienne Vermeersch

 

De andere oplossing komt van Zarathoestra  (vermoedelijk ook rond de 9de  eeuw v.C.). De basisgedachte is dat er in de wereld twee fundamentele krachten of godheden zijn: de god van het licht, de waarheid, de reinheid, het goede,  en de god van de duisternis, de leugen, de onreinheid, het kwade (Ahura Mazda, Ormuzd tegenover Agra Mainyu, Ahriman) en hun volgelingen: engelen en duivelen. Zowel in de maatschappij als in het individu is er een blijvende strijd tussen die twee krachten, waarbij nu eens de ene, dan weer de andere het lijkt te halen. Er komt echter een eindstrijd waarbij de goede god de overwinning zal behalen; al degenen die partij gekozen hebben voor het goede, zullen uit de dood opstaan en de eeuwige beloning krijgen; de bozen zullen gestort worden in de poel van het verderf, de hel (volgens sommige bronnen de totale vernietiging). In sommige bronnen is er ook sprake van een ziel die onmiddellijk na de dood een beloning of straf krijgt; de gedachte van de wederopstanding lijkt echter de oudste en de meest succesvolle.

Mede door de Perzische veroveringen werd deze visie in het Midden-Oosten verspreid en in de loop van de tweede eeuw voor Christus drong ze ook door in het Judaïsme, vooral bij de Farizeeën en de Esseniërs en via hen ook bij Jezus en in het Christendom. De Sadduceeën (de priesters) bleven echter de orthodoxie handhaven en geloofden niet in een leven na de dood.

Na het Christendom werd deze opvatting ook overgenomen in het Manicheïsme en in de Islam.  Zarathoestra is dus een van de invloedrijkste figuren uit de wereldgeschiedenis, zoniet de invloedrijkste.  Zijn opvatting lost het probleem van het geluk van de bozen op,  maar heeft tevens een sterk wervende kracht omdat de mensen worden opgeroepen om zich aan te sluiten bij het leger van de goeden en dat van de bozen te bestrijden (Gott mit uns).  Daar staat tegenover dat het een simplistische, ongenuanceerde visie is omdat ze alleen leidt tot eeuwig gelukkigen en eeuwig verdoemden; de Indische oplossing is veel rechtvaardiger omdat men beloond en gestraft wordt,  exact in de mate waarin men goed of kwaad gedaan heeft.

Naast de Egyptische traditie moet ik ook nog melding maken van de leer van Plato over de onsterfelijke (eeuwige) ziel die als roeping heeft ooit de vormenwereld te aanschouwen.  Ook die opvatting heeft het Christendom beïnvloed, o.m. via het ‘Boek der Wijsheid’ of ‘Wijsheid van Salomo’ (Sapientia Salomonis) vermoedelijk uit de tweede helft van de eerste eeuw v.C..

 

Slotbeschouwing

Ik herhaal mijn thesis dat de culturen die niet door een van de hier vermelde oplossingen beïnvloed werden, geen algemene beloning of straf na de dood kenden.

De gedachte dat deze culturen dan ook geen ethiek zouden gehad hebben, lijkt mij totaal absurd en strookt niet met de historische feiten. De Romeinen bv. hadden - zeker tijdens de republiek - een strenge moraal zonder dat die door een godheid of een gedachte aan een beloning of straf na de dood moest worden ondersteund.

Het is pas onder invloed van de twee genoemde stromingen dat de gedachte aan een verband tussen godsdienst, eeuwige beloning of straf, en ethiek, ontstaan is.

Indien de ethiek het gedurende zoveel millennia zonder godsdienstige ondersteuning heeft kunnen stellen, is er geen enkele reden om te denken dat dit nu, zelfs bij de doorsnee mensen, niet meer het geval zou kunnen zijn.

Postscriptum over de god van het christendom

Etienne Vermeersch

Wanneer ik over het bestaan van "God" spreek, preciseer ik altijd dat ik het over "de God van het christendom" heb. Dat heeft uiteraard een reden. De godsbegrippen van de diverse culturen en, binnen onze cultuur, van vele individuen, zijn zo gevarieerd dat daarover in het algemeen in positieve of negatieve zin niets te zeggen valt. Onder degenen die zich nu nog christen noemen, zijn er heel wat die vinden dat ze zelf kunnen bepalen wat christendom is en wat de term God daarin betekent.

Mijn critici vertrekken vaak van een idiosyncratische visie op God en een al even idiosyncratische visie op het christendom ("idiosyncratisch" betekent "heel bijzonder en eigenzinnig"). Meestal expliciteren ze die visies niet, maar zodra ze daar een poging toe wagen, blijkt al snel dat het niet om één (de) "hedendaagse" opvatting gaat, maar over een hele waaier van opvattingen.

Die critici drukken zich dan soms neerbuigend uit over mijn onwetendheid betreffende die actuele stromingen. Maar ik ken natuurlijk Bultmann, Robinson, Tillich, Schillebeeckx, en ga zo maar door; ik ken de opvattingen van talloze exegeten van het Oude en Nieuwe Testament, inclusief die van de meest recente auteurs betreffende het leven van Jezus.

Kort vertoog over de god van het christendom - waarom de god van het christendom niet kan bestaan

Etienne Vermeersch

In de meest strikte zin van het woord bestaan er geen absolute zekerheden. We weten allemaal dat een mens in een toestand van krankzinnigheid kan komen waarin hij waandenkbeelden niet van waarheid kan onderscheiden. Zo iemand kun je er op het moment van zijn waan niet van overtuigen dat hij verkeerd zit. Wanneer wat ik nu beleef en schrijf een waandenkbeeld zou zijn, zou ik het zelf niet weten; maar dat geldt voor ieder van ons op ieder moment. Absolute zekerheid kan niemand dus hebben. Het heeft in de praktijk echter weinig zin met deze beperking rekening te houden, want dat zou ons niets vooruit helpen.

​​​​​​​Etienne Vermeersch

Etienne Vermeersch over homeopathie en andere new-agenonsens: 'tevredenheid bewijst niets'

Etienne Vermeersch over homeopathie en andere new-agenonsens: TEVREDENHEID BEWIJST NIETS

24 JANUARI 2004 | Gilbert Roox

De Standaard I Interview

Werkt homeopathie of zit het alleen tussen de oren? En waarom is het dan toch zo populair? Omdat de wetenschap de wereld van zijn tover heeft beroofd? En kan de mensheid wel overleven zonder verhaaltjes die zin en kleur geven aan het bestaan? Een interview met professor Etienne Vermeersch, beroepsscepticus. ,,Straks zullen we ook voetlezen, piskijken en zelfs wijwater moeten terugbetalen.''

HUIS van Oostenrijk, heet zijn straat aan de rand van Wetteren. ,,En ik heb er weleens aan gedacht mijn eigen huis Villa Habsburg te dopen'', zegt professor emeritus Etienne Vermeersch. Zijn werkkamer ziet eruit als een omgevallen boekenmagazijn. Kunst, kerkvaders, euthanasie, Hitler, recht, paranormale verschijnselen: Vermeersch is een omnivoor. Tussen de stapels boeken en mappen blijft er nauwelijks ruimte om te zitten. ,,En dan heb ik nog opgeruimd'', zegt de moraalfilosoof fijntjes.

In mei wordt Vermeersch zeventig, maar hij is nog altijd een bezige bij, alomtegenwoordig in het mediadebat. Het gesprek vandaag gaat over alternatieve geneeskunde en andere new-agenonsens. 
 

Een identiteit voor alle Vlamingen - Etienne Vermeersch

Er is niets mis met dat heimatgevoel, die affiniteit met de mensen en het land waar men geboren en getogen is, en ook in de drang tot identificatie met een groep zit een positieve waarde: de neiging tot samenwerking met andere mensen. Maar de sympathie voor het "eigen volk" gaat nogal eens gepaard met een minachtende of zelfs vijandige houding tegenover "vreemden".

Etienne Vermeersch

 

Aristoteles was al tot de bevinding gekomen dat de mens van nature een sociaal wezen is. Van geboorte tot dood kan hij zich slechts met de hulp van zijn medemensen in stand houden. Maar ook om zichzelf te worden, om een 'identiteit' te vinden, moet hij zich spiegelen aan een groep. Naast die 'identiteitsvorming' bestaat een tweede spontane tendens. In onze jeugd heeft de aangeboren neiging tot exploreren veelal geleid tot een bijzondere band met het terrein van onze eerste zoektochten. Zo'n 'heimatgevoel' betreft de streek, de mensen en de taal van onze kinderjaren. 

DE STANDAARD I OPINIE - ETIENNE VERMEERSCH
11 juli 2003

Hoezo, christelijke waarden?

Etienne Vermeersch

De ontwikkeling van de wetenschappen, vooral sinds de zestiende eeuw, is in essentie te danken aan de Griekse wis- en natuurkunde, aangevuld met de Arabische rekenkunde en algebra. Het christendom heeft daar niets mee te maken. Etienne Vermeersch

 

Hoezo, christelijke waarden?

In opiniebijdragen over de christelijke waarden en de Europese grondwet werd de vraag gesteld of God nu taboe is. Mij valt een veel ernstiger taboe op: dat van de historische waarheid. 

Een eerste thema betreft de wortels van onze beschaving. Niemand betwist dat de Grieks-Romeinse cultuur en het christendom de basis gevormd hebben, met een Germaanse en een Slavische inbreng. Maar als je binnen deze invloeden gaat zoeken naar de doorslaggevende factor die onze beschaving gebracht heeft tot de unieke internationale positie die ze in de twintigste eeuw heeft bereikt, dan is het antwoord zonder meer: de wetenschap. De ontwikkeling daarvan, vooral sinds de zestiende eeuw, is in essentie te danken aan de Griekse wis- en natuurkunde, aangevuld met de Arabische rekenkunde en algebra. Het christendom heeft daar niets mee te maken.

Etienne Vermeersch

Er was ook de impact van de techniek en de kapitalistische economie, maar ook daarvan zijn de christelijke wortels ver te zoeken. Die wetenschap leidde tot een nieuwe filosofie in de zeventiende en de achttiende eeuw, waarbinnen ook de ideeën over onder meer vrijheid, gelijkheid en volkssoevereiniteit hun huidige betekenis kregen. Net zoals met de wetenschap fungeerde de christelijke traditie hier essentieel als een dominante structuur waartegen men zich afzette. In algemene regel is het onjuist dat de godsdiensten eeuwenlang de ,,intellectuele software'' leverden voor hun maatschappijen, maar als je de rol van ,,steen des aanstoots'' ook een bijdrage noemt, geldt dat wel enigszins voor het christendom.

De tweede vraag betreft de invloed van de ,,christelijke waarden'' op het verloop van de geschiedenis. Dat alle mensen voor God (Amon) gelijk zijn, zei men in Egypte al in 2000 v.C.: ,,Ik maakte de grote overstroming zodat de arme man er zijn deel van zou hebben zoals de rijke man; ik maakte iedere mens zoals zijn medemens.'' Ook de naastenliefde en de werken van barmhartigheid (de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleden...) waren daar al gangbaar rond 1000 v.C.. "Bemin uw vijanden" vinden we vanaf de zevende eeuw v.C. zowel in Egypte als in Babylonië, en rond 500 v.C. kende men in China de Gulden Regel "doe een ander niet aan wat je niet zou willen dat die andere jou aandoet''. Een paar eeuwen vóór Christus verkondigden de stoïcijnen al dat wij allen in menselijke waardigheid gelijk zijn en dat wij een algemene mensenliefde (filanthropia) moeten nastreven.

Hiermee wil ik de bijdrage van de evangeliën niet minimaliseren. In twee parabels, Mattheus, 25, 31-46 en Lucas, 10,30-37, worden die waarden zo mooi geformuleerd dat ze veel mensen hebben ontroerd en beïnvloed; en tijdens de eerste drie eeuwen onderscheidde het christendom zich op markante wijze door caritatieve activiteiten (wat we thans ook bij islamitische groepen vaststellen) en vooral door een radicaal pacifisme.

Maar dat is niet het hele verhaal. Heel vroeg al vertoonde het christendom ook inhumane trekken: de haat tegen joden en ketters, de ondergeschikte positie van de vrouw en vooral: de goedkeuring van de slavernij. En toen de Kerk in de vierde eeuw een alliantie aanging met de staat, raakte (in het Westen) de liefdadigheid op het achterplan en werd het pacifisme overal vervangen door een verheerlijking van het geweld. Van dan af werden massa's heidenen, ketters, joden, moslims, protestanten, katholieken, noem maar op, in naam van het geloof vervolgd of vermoord. De bloedige godsdienstoorlogen van de zestiende en zeventiende eeuw en de uitbuiting en uitroeiing van ,"wilden" in de kolonies, met de missionering als excuus, vormden wel absolute dieptepunten, maar genocide onder christenen bleef tot het eind van de twintigste eeuw in Europa een gruwelijke realiteit.

Een tweede eeuwenlange negatie van de zogenaamd christelijke waarden van vrijheid, gelijkheid en liefde, was het instandhouden van de slavernij. In de bijbel, maar ook bij de kerkvaders en theologen tot in de zeventiende eeuw, werd dit instituut aanvaard en verdedigd. Vanaf de vijfde eeuw was de kerk de grootste slavenhouder van Europa en zelfs toen de slavernij in het noorden om economische redenen verdween, bleef die in Zuid-Europa bestaan: priesters, kloosterlingen, bisschoppen en zelfs de paus hadden tot ver in de achttiende eeuw slaven.

De handel in negerslaven (zestiende tot achttiende eeuw), zo mogelijk nog gruwelijker dan de holocaust, was volledig in handen van christenen en gebeurde met kerkelijke goedkeuring. In de zo bijbelvaste Verenigde Staten verdween de slavernij pas na een bloedige burgeroorlog (1865) en in Zuid-Amerika hadden ook kloosters nog slaven tot ver in de negentiende eeuw. In het orthodoxe Rusland werd de slavernij al in 1881 afgeschaft, maar in het katholieke Brazilië gebeurde dat pas in 1888. Als er achttien eeuwen nodig waren vooraleer al die gelovigen, zowel leken als hiërarchie, tot het inzicht kwamen dat slavernij een onduldbare aantasting was van de menselijke waardigheid, dan is er met dat christelijke erfgoed wel iets misgelopen. En waar waren de liefde en de verdraagzaamheid toen de joden eeuw na eeuw door die christenen werden vernederd, vervolgd en vermoord? Moeten we herhalen dat de Shoah plaatsvond in een land dat in verpletterende meerderheid katholiek of protestants was, zonder dat de hoogste kerkelijke leiders daar ook maar iets tegen inbrachten?

Wie verder nog het lijstje afloopt van de kruistochten, de inquisitie, culminerend in het levend verbranden van onschuldige heksen, de onderdrukking van de vrouw, het onbegrip voor de sociale problemen in de negentiende eeuw, enzovoorts, kan niet anders dan besluiten dat geen enkele godsdienst, ideologie of beweging, door de geschiedenis heen een zo breed spoor van bloed en tranen, van verdrukking en uitbuiting, van dood en vernieling achter zich gelaten heeft, als het christendom.

Ik betwist niet dat het evangelie nu en dan voor christenen een inspiratiebron geweest is om zich in te zetten voor hun medemens, maar de keerzijde van de medaille is zo verschrikkelijk dat er weinig reden is om naar die christelijke waarden te verwijzen als een uniek erfgoed waarop we fier zouden mogen zijn.

In de ethische tradities die vanuit Egypte en Babylonië, via joods-christelijke en Grieks-Romeinse overlevering tot ons zijn gekomen, zitten waardevolle elementen. Maar de god van het christendom heeft daar geen alleenrecht op, en wij allen, kinderen van deze beschaving, moeten vooral beschaamd zijn dat onze voorouders er, doorheen die hele geschiedenis, zo weinig respect voor betoond hebben.

Misschien is nu de tijd gekomen om ze niet langer als pionnen op het schaakspel van ethische discussies te zien, maar om ze nu eens eindelijk, in hun Verlichte formulering, voor ons continent en voor de wereld, tot hun recht te laten komen.

Referenties:

tekst van de europese grondwet GrondwetEuropa.nl EUGrondwet.nl

Waar komt de idee van een ziel vandaan?

Etienne Vermeersch

De ziel, een fictief product van menselijke noden en behoeften doorheen de geschiedenis. 

Bij de kultuurvolkeren waarmee wij het dichtst verwant zijn bestaat er vanaf het begin van hun literatuur een "atman" (adem) in het Sanskriet, een "psychè" in het Grieks, een "anima" in het Latijn, een "ruach" in het Hebreeuws, een "aralou" in het Babylonisch, enz..

Het Scheermes van Ockham ('de meest eenvoudige verklaring is meestal de beste')

Etienne Vermeersch

Wanneer je een fenomeen kunt verklaren door de werking van drie krachten, is het niet nuttig er ook nog een vierde (overbodige) kracht bij te veronderstellen. 

Het scheermes van Ockham is een vuistregel die zegt: "je moet het aantal zijnden niet groter maken dan nodig" ("entia non sunt multiplicanda praeter necessitatem"). Bijvoorbeeld wanneer je een fenomeen kunt verklaren door de werking van drie krachten, is het niet nuttig er ook nog een vierde bij te veronderstellen. Kortom de meest eenvoudige verklaring is meestal de beste. Soms kan dat eens anders uitvallen, maar dan merk je dat wel bij verder onderzoek.

Over geloof en ongeloof - Etienne Vermeersch en Peter Schmidt

Etienne Vermeersch en Peter Schmidt
Video: TOESPRAAK Peter SchmidT: event "Vermeersch 80" (2 mei 2014 I UFO-Auditorium UGent)

 

gesprek over geloof en ongeloof: Tussen ja en neen

Op 15 oktober organiseert de Universitaire Parochie (KU Leuven) een veelbelovend gesprek over geloof en ongeloof tussen de bekende Gentse emeritus Etienne Vermeersch en de Leuvense theoloog Peter Schmidt. Wij spraken met beiden.


CK: Kan je eigenlijk debatteren over geloof?


Etienne Vermeersch: "Voor mij alleszins wel. Het westers geloof, van Zoroaster over het Judaïsme tot de Islam en het Christendom, bevat een grote hoeveelheid cognitieve elementen, tastbare dingen die je als gelovige voor waar moet aannemen. Sinds de opkomst van de moderne wetenschap is dat cognitieve gedeelte wel teruggeschroefd, maar het is er nog steeds. Daar kan je uitstekend over debatteren, in het bijzonder als het gaat over de kerkelijk voorgeschreven geloofspunten. En die zijn er nog heel wat meer dan sommige moderne theologen lief is. Dat is natuurlijk niet met iedereen mogelijk. Met sommige mensen mondt zo'n gesprek snel uit in een zeer emotionele confrontatie. Vooral bij jongeren tref je dat wel aan: je botst op een muur, en een uitspraak van iemand die zich ongelovig noemt, wordt ervaren als een persoonlijke aanval."

 


Peter Schmidt: "Je moét over geloof spreken. Zolang mensen naar zin en waarheid zoeken, en zolang velen die zin vinden in God, moet er over God gesproken worden. Of de taal daar rijk genoeg voor is, is een andere vraag. Het gaat uiteraard niet om een welles-nietes-debat, en er kan ook niet over alles gesproken worden met strikt rationele middelen. Mijn 'ja' aan God is geen 'wetend ja', zoals ik weet dat twee plus twee vier is. Er komt een moment waarop je een vertrouwenssprong moet wagen, net zoals in een liefdesrelatie. Dat kan je niet expliciteren, maar daarom is het nog niet onbespreekbaar. Alleen is het 'tastend praten', niet 'rationeel weten'."
 

Ik heb voor mezelf een zingeving gemaakt. Het leven heeft intrinsiek geen zin, maar die moet je er wel zelf aan geven. Ik kan daar op heel concrete grensmomenten op terugvallen, ook in het aangezicht van de dood.

Etienne Vermeersch

 

Als je je in diep vertrouwen gedragen weet door een werkelijkheid, ook al is die transcendent, dan valt die fundamentele eenzaamheid inderdaad weg.

Peter Schmidt

 

CK: U noemt zichzelf atheïst, en u gelovig. Wat betekenen die termen voor u, en hoe bent u geworden wat u bent?


Vermeersch: "Een atheïst is diep overtuigd van het niet-bestaan van God. De openbaringsboeken, waarin God aanwezig gesteld wordt, zoals de Bijbel of de Koran, hebben voor mij dezelfde waarde als andere boeken: ze bevatten mooie passages en hoge ethische principes, naast klinkklare onzin en verwerpelijk gedachtengoed. Ik ben religieus opgevoed, ben vijf jaar Jezuïet geweest, en heb twee geloofscrisissen meegemaakt. De eerste, toen ik in het voorlaatste jaar van de humaniora zat, was bijzonder zwaar en ontredderend. De tweede, na mijn uittreden, was eerder geleidelijk. Ik liet mezelf groeien, dacht na zonder te willen forceren, en stelde na verloop van een jaar vast dat ik ongelovig geworden was, heel rustig, heel ongedwongen."


Schmidt: "Niemand gelooft op dezelfde manier. Sommige van mijn atheïstische vrienden verbazen zich over de taaiheid van mijn geloof, terwijl sommige van mijn katholieke vrienden me integendeel wel eens verdenken van ongeloof. Verder evolueert je geloof natuurlijk ook, het is niet statisch. Het is geen 'dingen geloven', maar iets dat groeit tijdens je standing in the world, met een fundamenteel vertrouwen en optimisme. Hoe ik over bepaalde dogmatische elementen denk, heeft daar weinig mee te maken. De Bijbel bevat voor mij geen 'informatie over God'. God is voor mij geen 'ding', geen 'object' van kennis, Hij is, in zekere zin, om het met Eckhart te zeggen, 'niets', Hij beantwoord nooit aan 'iets'. Dat is trouwens de enige manier om geloof en wetenschap met elkaar te laten bestaan. De wetenschap is geen affirmatie of ontkenning van God, terwijl het geloof de wetenschap niet in de weg staat."
 

CK: Kunt u begrip opbrengen voor iemand die gelovig is, en u voor iemand die atheïst is?


Vermeersch: "Uiteraard wel, ook al is een gesprek niet altijd gemakkelijk. Je moet met een eerlijk en deskundig iemand te doen hebben, en dan kan je een vruchtbaar gesprek verwachten. Peter Schmidt is dat, en dus ben ik graag op de uitnodiging voor dit gesprek ingegaan."


Schmidt: "Je kunt een heel verschillende bottom line hebben, maar dat staat begrip voor redenen en overwegingen niet in de weg. Ik vind contacten met ongelovigen in het algemeen trouwens zeer verrijkend. Ik betreur het dat zowel de Kerk als de humanistische organisaties die contacten niet wat meer aanmoedigen. Het feit dat ik het atheïstisch 'neen' niet kan beamen, doet niets af van de waarde van onderlinge contacten."
 

CK: Gelovigen en ongelovigen gaan op een verschillende manier om met de grote vragen en de grote confrontaties van het bestaan. Hoe doet u dat?


Vermeersch: "Ik heb voor mezelf een zingeving gemaakt. Het leven heeft intrinsiek geen zin, maar die moet je er wel zelf aan geven. Ik kan daar op heel concrete grensmomenten op terugvallen, heb ik kunnen vaststellen, ook in het aangezicht van de dood. Ik heb op zo'n moment minder behoefte aan de Bijbel dan aan Spinoza. Dat heeft misschien met mijn karakter te maken. Ik hou er niet van mijn emoties te volgen, maar tracht de zaak eerder intellectueel aan te pakken. Dat maakt wel dat ik mensen met angst of depressie moeilijk kan helpen, omdat je dan natuurlijk niet ver raakt met een intellectuele uiteenzetting. Ik heb lang getwijfeld, maar nu twijfel ik nooit meer over de fundamentele stellingname, namelijk dat de christelijke God niet bestaat. Rond ethische kwesties uit mijn eigen of andermans leven, daarrond heb ik natuurlijk wel vragen en twijfels. Maar die zijn er niet rond de uiteindelijke bestemming: als ik sterf, blijft er van mijn persoon niets over, geen ziel die wacht op de wederopstanding."


Schmidt: "Ik vind niet dat ik als gelovige beter 'gewapend' zou zijn tegen dergelijke breekpunten in het leven. Een atheïstische vriendin vertelde me wel eens dat ze vond dat gelovigen zich op zo'n moment minder eenzaam voelen, en dat zal wel zo zijn. Als je je in diep vertrouwen gedragen weet door een werkelijkheid, ook al is die transcendent, dan valt die fundamentele eenzaamheid inderdaad weg. Ik twijfel nooit aan mijn vertrouwen, maar er zijn natuurlijk wel zaken waar ik als gelovige geen antwoord op weet. Het probleem van het lijden bijvoorbeeld, lijden dat de mens zonder enige schuld en zonder eigen verantwoordelijkheid gewoon aangedaan wordt, daar weet ik ook als gelovige geen weg mee. Het verschil zit hem echter in het feit wat je met zo'n vraag doet. Voor een atheïst is het een bevestiging van zijn 'neen', voor mij is het iets dat mijn 'ja' wel in vraag stelt en me tot actie dwingt, maar dat mijn 'ja' niet wegneemt."

Ludo Meyvis

De euthanasiewet: vreugde en wrevel

Etienne Vermeersch

De euthanasiewet: vreugde en wrevel

23 mei 2002 I Etienne Vermeersch — In 1971 kon ik voor het eerst - samen met professor Clara - in een tv-debat een pleidooi houden voor een euthanasiewet. Nu, een goeie dertig jaar later, is die droom werkelijkheid geworden en de gedachte dat ik daar een steentje toe bij heb mogen dragen, is een bron van grote vreugde. Maar de blijdschap is niet onverdeeld. De kamerdebatten volgen via de website en achteraf de reacties horen, zorgen voor een wrange nasmaak. Dat mensen van mening verschillen, is normaal, maar moet men daarbij de waarheid geweld aandoen?

 Men vindt het vreemd dat iedereen toegeeft dat deze euthanasiewet niet volmaakt is. Dat klopt, maar men vindt die onvolmaakt om heel uiteenlopende redenen. Voor mij had (o.m) de strafuitsluitingsgrond voor euthanasie in de strafwet moeten staan - zo had men ook de straffen bij onzorgvuldig handelen kunnen vastleggen. Toch heb ik niet de indruk dat de oppositie juist die onvolmaaktheden wou bijschaven. 

Etienne Vermeersch