Het morele statuut van het embryo (bis) - Van hellend vlak naar goede balans

De Vlaamse rectoren nemen gezamenlijk de verdediging op van het wetenschappelijk onderzoek inzake embryo's en verzetten zich tegen het burgerinitiatief One of us, dat de Europese Commissie oproept dit onderzoek te verhinderen (DS 10 april).

Etienne Vermeersch

 

Het morele statuut van het embryo: Van hellend vlak naar goede balans

Respect voor alle stadia van een mensenleven, Etienne Vermeersch vindt dat een belangrijk en dwingend gegeven. Alleen is het nooit absoluut: de invulling ervan hangt samen met hoe een samenleving evolueert, ook in haar denken over ethische kwesties.

Etienne Vermeersch I De Standaard - Opinie, 22 april 2014

 

De Vlaamse rectoren nemen gezamenlijk de verdediging op van het wetenschappelijk onderzoek inzake embryo's en verzetten zich tegen het burgerinitiatief One of us, dat de Europese Commissie oproept dit onderzoek te verhinderen (DS 10 april). Collega Herman De Dijn (DS 19 april) geeft toe dat de rectoren terecht verwijzen naar de vooruitgang op medisch gebied die deze experimenten tot stand kunnen brengen.

Hij vindt echter dat ze aan de kern van de zaak voorbijgaan: 'Als het menselijk embryo, ook al is het slechts potentieel menselijk leven, dezelfde waardigheid heeft als een mens, en als menselijke waardigheid niet toelaat dat welke mens dan ook tot louter middel gereduceerd mag worden, dan zijn de argumenten van de rectoren naast de kwestie.' Hij lijkt zelfs te suggereren dat de rectoren zich laten leiden 'door naïviteit ten aanzien van de mogelijke al dan niet bedoelde neveneffecten van de vooruitgang'.

Ik kan hem op dat vlak geruststellen. De problematiek van het statuut van het embryo in verband met experimenten is maandenlang het voorwerp van een diepgaande discussie geweest binnen het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek. Het verslag hiervan staat in het 'Advies' van 16 september 2002 (Zie De Adviezen van het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek 2000-2004).

 

Uit de ethische en juridische teksten van het Oude Nabije Oosten blijkt dat de ongeboren vrucht als een object werd beschouwd (de waarde was ongeveer die van een ploeg). Dit geldt ook voor het Oud Testament (Ex. 21, 22-23 is de enige passus uit de hele Bijbel die voor het statuut van embryo en foetus expliciet relevant is).

Etienne Vermeersch

 

Ikzelf heb in mijn laatste boek, Provençaalse gesprekken (Een 'gradualistisch' ethisch statuut voor embryo en foetus. pp. 89-98, 2013; heruitgave: 2020), een analyse voorgelegd van het statuut van het embryo, waarin ik al de thema's die De Dijn naar voren brengt, bespreek. Hij houdt met dit alles geen rekening en evenmin met de discussies op het internationale vlak. Hij beperkt zich tot retorische vragen 'moet niet, naar analogie van het ongeboren leven ook aan embryo's een speciale waardigheid toegekend worden?', hypothetische formuleringen 'Als...als...' of dogmatische uitspraken: 'En dat alleen mensen die bekwaam zijn tot (bepaalde vormen) van bewustzijn menselijke waardigheid bezitten, is gewoon onjuist.' Een antwoord op die vragen of een fundering van die uitspraken legt hij niet voor. Hij heeft gelijk als hij betoogt dat de speciale waardigheid die aan mensen toekomt, niet door wetenschap aangetoond of ontkend kan worden. Hij maakt echter niet duidelijk waar we dan wel uitsluitsel kunnen vinden over de reikwijdte van deze waardigheid en de fundering ervan.

Van de Oudheid tot nu

Normen en waarden staan niet in de sterren geschreven. Ze bestaan ook niet op zichzelf. Waarden worden dooreen en uiteindelijk door de mensengemeenschap toegekend en de normen die eruit voortvloeien, uiten zich in al dan niet expliciete morele voorschriften of juridische regels, die binnen maatschappijen tot stand komen.

Het statuut van de slavernij, bijvoorbeeld, is in wezen niets anders dan het reduceren van medemensen tot louter middel. Toch hebben noch de voornaamste denkers van de Oudheid (met uitzondering van Philo van Alexandrië), noch het Oude of het Nieuwe Testament, noch de christelijke Kerkvaders en theologen tot de 16de eeuw, ingezien dat dit een verregaande aantasting was van de menselijke waardigheid. Ook bij de theologen van de islam is die bedenking nooit opgekomen. De verklaring is dat binnen de maatschappijen waarin ze leefden, het besef van de omvang die deze waardigheid kan krijgen, nog niet tot stand gekomen was.

In verband met het statuut van het embryo stel je een vergelijkbare evolutie vast. Uit de ethische en juridische teksten van het Oude Nabije Oosten blijkt dat de ongeboren vrucht als een object werd beschouwd (de waarde was ongeveer die van een ploeg). Dit geldt ook voor het Oud Testament (Ex. 21, 22-23 is de enige passus uit de hele Bijbel die voor het statuut van embryo en foetus expliciet relevant is).

In zeer veel culturen hing de opname in de mensengemeenschap af van een beslissing van de ouders, of van de vader alleen (zoals het geval was in Rome). Bij Aristoteles komt de vraag naar voren wanneer het embryo 'vorm' krijgt, 'bezield' wordt (na 40 dagen voor een jongen, na 90 dagen voor een meisje). Deze opvatting leidt dan in het christendom, via die formulering van Ex. 21, 22-23 tot het onderscheid tussen een 'gevormde foetus' (foetus formatus), na 40 of 90 dagen en een 'ongevormde' (foetus informis) daarvoor. Doorheen de bijna unanieme christelijke traditie werd alleen de abortus van een foetus formatus als moord beschouwd. De foetus informis was dus geen mens. Pas in 1869 schafte de Kerk dat onderscheid af.

 

Bij onderzoek van het embryo en de foetus kan je vaststellen dat er tussen vroegere en latere stadia verschillen zijn inzake de waarschijnlijkheid dat er uiteindelijk een mens geboren wordt, inzake de structuurgelijkheid tussen, bijvoorbeeld, een vroeg embryo en een late foetus en inzake de afhankelijkheid van een specifieke omgeving: een foetus van 30 weken kan buiten de baarmoeder tot een kind uitgroeien, een embryo van 8 weken niet.

Etienne Vermeersch

 

Stoffelijke resten en hoe ermee om te gaan

Dat normen en waarden hun oorsprong en grondslag vinden in een maatschappelijke meerderheid of consensus, blijkt ook uit de recente ontwikkelingen inzake abortus, in-vitrofertilisatie of pre-implantatiediagnostiek. Het nadenken daarover door ethici en andere betrokkenen heeft langzamerhand geleid tot het besef dat de vragen in dit verband niet op te lossen zijn vanuit de alles-of-nietspositie die collega De Dijn soms suggereert. Je hebt niet ofwel de volledige menselijke waardigheid, ofwel helemaal niets. De eerbied tegenover het stoffelijk overschot van mensen, waarover De Dijn zinnige dingen zegt, toont hetzelfde aan. Hoewel een lijk geen mens meer is, heeft het toch nog deel aan de menselijke waardigheid, maar niet op een absolute wijze. We aanvaarden ingrepen op een lijk bij een autopsie om juridische redenen, bij anatomie-onderwijs (via voorafgaande goedkeuring) en voor transplantaties (via impliciete goedkeuring).

Bij onderzoek van het embryo en de foetus kan je vaststellen dat er tussen vroegere en latere stadia verschillen zijn inzake de waarschijnlijkheid dat er uiteindelijk een mens geboren wordt, inzake de structuurgelijkheid tussen, bijvoorbeeld, een vroeg embryo en een late foetus en inzake de afhankelijkheid van een specifieke omgeving: een foetus van 30 weken kan buiten de baarmoeder tot een kind uitgroeien, een embryo van 8 weken niet. In het eerder vermelde artikel toon ik aan hoe je, op basis van die gegevens, tot een ethische appreciatie betreffende het statuut kan komen. Hiervan uitgaande kan je dan de relatieve mate van beschermwaardigheid van embryo en foetus afwegen tegen het belang van de bedoelde experimenten voor het algemeen menselijk welzijn. Meer en meer mensen nemen nu aan dat bepaalde experimenten op het pre-embryo, na een dergelijke afweging toelaatbaar en zelfs gewenst zijn.

Het is niet helemaal fair te suggereren dat onze onderzoekers, en de rectoren die hen ondersteunen, geen rekening zouden houden met de genuanceerde betogen die over deze thematiek bij ons en elders werden gehouden.

Respect voor alle stadia die naar het leven van een mens leiden, en ook voor de stadia na dat leven, moet zeker een belangrijke waarde binnen de mensengemeenschap blijven; maar dat respect is geen monolithisch blok. We moeten het telkens weer in de balans leggen met het respect voor andere maatschappelijk relevante waarden.

 

Professor Etienne Vermeersch,

Bio-ethicus

Legalisering euthanasie bij dementie - Prof. Etienne Vermeersch (bio-ethicus)

Legalisering euthanasie bij dementie - Prof. Etienne Vermeersch (bio-ethicus)

Over euthanasie bij minderjarigen en bij dementie. Is palliatieve sedatie een vorm van trage euthanasie? Over kerk en weerstand, en Hugo Claus. Wat Prof. Etienne Vermeersch nog wilde realiseren, inperken en legaliseren inzake het levenseinde.

Etienne Vermeersch over vaccineren

Etienne Vermeersch

Dit opiniestuk van Etienne Vermeersch is een reactie op een eerdere discussie tussen journalist Bart Eeckhout en filosoof en theoloog Hans Van Eyghen. Vandaar de verschillende onderwerpen waarop Vermeersch hieronder reageert. U kunt de oorspronkelijke discussie vinden op de website van De Morgen (klik op links infra). 

 

Het niet-vaccineren kan tot gevolg hebben dat de ziekte (endemisch) aanwezig blijft en dus medemensen in gevaar brengt.

Etienne Vermeersch

 

Opinie - De Morgen 3 november 2013 

Etienne Vermeersch

"Inenting tegen ziektes is een kinderrecht", schreef Bart Eeckhout deze week in een standpunt in deze krant. Juist, al bood filosoof Hans Van Eyghen weerwerk in deze kolommen (DM 31/10).

 

Van Eyghen neemt Eeckhout terecht op de korrel wanneer die het heeft over "de onzin dat de mens naar het beeld van God geschapen is". De passus hierover in het boek Genesis werd reeds door Philo van Alexandrië (tijdgenoot van Jezus) geïnterpreteerd als het feit dat de mens gekenmerkt is door de rede. Met lichte variaties werd hij hierin gevolgd door Clemens van Alexandrië (+213), Origenes (+254), en, meer uitgebreid, door Basilius en Gregorius van Nyssa (3de eeuw).

De hele kerkelijke traditie is hen hierin gevolgd. Dit als kenmerk van de mens beschouwen, was zeker geen 'onzin'. Philo zelf was hiertoe geïnspireerd door de Stoïcijnse traditie, bv. Panaetius en Posidonius (3de-2de eeuw v.C.), die de grondslag legde van de ideeën over de menselijke waardigheid. Cicero (+ 43 v.C.) werkte die uit en in de renaissance speelden ze een doorslaggevende rol, die ook nu nog nawerkt (bv. De hominis dignitate van Pico della Mirandola, 1486).

Deze gegevens tonen echter ook aan dat Van Eyghen ten onrechte denkt dat de verwijzing naar mensenrechten in essentie een christelijke bijdrage is. De gelijkwaardigheid van alle mensen werd reeds in Egypte beklemtoond in 2000 v.C., waar de oppergod zegt: "Ik maakte de vier winden opdat iedere mens hiervan kan ademen zoals zijn naaste. Ik maakte de grote overstroming (van de Nijl, EV) opdat de arme man daarop rechten zou hebben zoals de rijke. Ik bracht de vier goden tot leven vanuit mijn zweet, maar de mensen uit de tranen van mijn oog."

'Ik heb niemand doen wenen'
Welke ethische plichten daaruit voortvloeien vinden we onder andere in het Egyptische Dodenboek (ca 1500 v.C.). "Ik heb de hongerigen gespijzigd, de dorstigen gelaafd; ik heb geen seks gehad met een knaapje; ik heb niemand doen lijden, ik heb niemand doen wenen...".

In de kerk zingt men nu "Niemand leeft voor zichzelf...", maar Seneca (+65) zei al: "alteri vivas oportet, si vis tibi vivere" (je moet voor een ander leven, als je voor jezelf wilt leven). Je hebt dus geen 'christelijk geloofspunt' nodig om het over rechten en waardigheid van de mens te hebben.

Verketterd
Van Eyghen gaat eveneens uit de bocht daar waar hij niet beseft dat het probleem van de vaccinatie in essentie betrekking heeft op de rechten van het kind. Volwassenen hebben in onze visie inderdaad het recht om een vaccin en zelfs een bloedtransfusie te weigeren. Vanuit een morele visie die terecht meer en meer ingang vindt, staat het hen niet vrij een minderjarige, zelfs al is het hun eigen kind, beschermende of levensreddende middelen te ontzeggen. Dat geldt zowel voor vaccinatie als voor bloedtransfusies.

Wie een maatregel die een brede consensus van de medische wereld als zeer belangrijk voorstelt, weigert te aanvaarden, mag inderdaad 'verketterd' worden. Dat is des te meer het geval daar het niet-vaccineren tot gevolg kan hebben dat de ziekte (endemisch) aanwezig blijft en dus medemensen in gevaar brengt.

 

Addendum: standpunt Vermeersch over vaccinatie

De volksgezondheid is een te groot goed om het aan het volk zelf over te laten. Denk aan wat er ten tijde van de algemene vaccinatie tegen kinderverlamming in Nederland gebeurd is. Uit naam van de godsdienstvrijheid stond de overheid een uitzondering toe voor religieuze minderheden. De Staphorst-mensen en zo. Gevolg: terwijl de kwaal in België helemaal uitgeroeid was, werden in Nederland nog altijd kinderen met kinderverlamming geboren. Ook vandaag hoor je sommige homeopaten tegen vaccinatie pleiten. Het zou onze afweer ondermijnen. Dat zijn gevaarlijke ideeën. Zonder vaccinatie blijven ziekten endemisch en kunnen ze elk moment weer de kop opsteken.

Pleidooi voor de opkomstplicht - Etienne Vermeersch

Prof. Etienne Vermeersch
Wat is eigenlijk het argument tegen de opkomstplicht? De vrijheid? Maar niemand is vrij van verplichtingen tegenover de maatschappij.
Etienne Vermeersch 
 

De democratieën waaraan wij de voorkeur geven zijn niet gebaseerd op directe uitingen van de ‘volkswil’, maar worden gekenmerkt: (a) door hun representatiekarakter : men kiest voor een beperkte periode ‘vertegenwoordigers’, die dan zelf wetten goedkeuren; (b) door hun constitutioneel karakter: het gehele politieke leven verloopt binnen een kader van principes dat men slechts via een bijzondere meerderheid kan wijzigen.

Daarbij is het de bedoeling dat de ‘volkswil’ zo goed mogelijk in tot uiting komt, en daarmee bedoelt men: (1) dat alle volwassen staatsburgers aan die verkiezingen kunnen deelnemen en (2) dat zij hun stem volkomen vrij kunnen uitbrengen. 

Een elementaire voorwaarde voor een volledige vrijheid in het stemgedrag, is dat deze stemming geheim is. Er is niet veel diepzinnig denkwerk nodig om in te zien dat alleen een verplichte stemming echt geheim is. Hiermee bedoel ik dat iedereen zich naar het stemhokje moet begeven. Immers, zodra men weet dat iemand niet is gaan stemmen, weet men automatisch ook voor wie hij niet gestemd heeft, en dat doet afbreuk aan het geheim.

Men zou kunnen zeggen dat dit aspect van het geheim niet relevant is, maar dat is strijdig met de historische feiten. Gedurende vele decennia werden de zwarten in de zuidelijke staten van de VS onder druk gezet (door KKK en anderen) om niet te gaan stemmen, met het gevolg dat de zwarte stemmen nauwelijks konden doorwegen op het eindresultaat. Kortom, zolang er enige vorm van intimidatie inzake het stemgedrag mogelijk is, bestaat er geen reële vrijheid van alle burgers. 

 

Men kan bij ‘vrije opkomst’ niet uitsluiten dat in bepaalde bevolkingsgroepen de mannen hun vrouwen bijvoorbeeld onder druk zetten om niet te gaan stemmen.

- Etienne Vermeersch

 

Men antwoordt hierop dat dit gebrek aan vrijheid bij ons geen belang meer heeft, omdat echte intimidatie op dit gebied niet meer bestaat. Maar (1°) dat is irrelevant, het gaat immers om zulke belangrijke principes, dat ze ‘universaliseerbaar’ moeten zijn; (2°) dat wordt des te meer duidelijk als men beseft dat ontwikkelingslanden hun model van democratie van de westerse landen afkijken, terwijl bij hen wel degelijk nog diverse vormen van zulke intimidatie kunnen bestaan; (3°) ten slotte is dat argument ook bij ons feitelijk onjuist: men kan bij ‘vrije opkomst’ niet uitsluiten dat in bepaalde bevolkingsgroepen de mannen hun vrouwen bijvoorbeeld onder druk zetten om niet te gaan stemmen.

Kortom, alleen een algemene opkomstplicht garandeert volledig geheime verkiezingen; en alleen dit geheim garandeert een volledig vrije keuze. 

Een tweede, minder dwingend, maar toch belangrijk argument voor de opkomstplicht is dat dit een duidelijk signaal betekent voor de burgers dat zij in een maatschappij niet alleen rechten hebben, maar ook plichten en dat het hun plicht is zich te bekommeren om het welzijn van het gemenebest. Partijen die ijveren tegen de opkomstplicht geven een verkeerd signaal; het signaal dat mensen het recht hebben zich er niet om te bekommeren.

 

Zolang er enige vorm van intimidatie inzake het stemgedrag mogelijk is, bestaat er geen reële vrijheid van alle burgers. 

Etienne Vermeersch 

 

Wat is eigenlijk het argument tegen de opkomstplicht? De vrijheid? Maar niemand is vrij van verplichtingen tegenover de maatschappij. Dat sommige mensen er niets van af weten? Maar wie zegt dat degenen die wel gaan stemmen er meer van afweten? Omdat ze beter geïndoctrineerd zijn?

Met onze opkomstplicht begint België stilaan alleen te staan. Dat is te betreuren. Niet voor ons, maar voor die andere landen.

Prof. Etienne Vermeersch

Etienne Vermeersch ontvangt eerste gepersonaliseerde LEIFkaart

LEIF/BELGA

Filosoof en ethicus Etienne Vermeersch krijgt vandaag als eerste zijn gepersonaliseerde LEIFkaart. De emeritus-hoogleraar en ere-vicerector aan de Gentse Universiteit, krijgt de eerste LEIFkaart omdat hij reeds in 1971* het debat aanging over euthanasie. Op de LEIFkaart staan alle wilsverklaringen aangeduid waarvan de houder verklaart ze te bezitten. Bovendien bevat ze ook de naam en het telefoonnummer van een vertrouwenspersoon die hiervan op de hoogte is en dit aan de arts kan bevestigen.

(*In 1960 kwam Etienne Vermeersch reeds tot de opvatting over euthanasie die hij later verdedigde in ethische en politieke debatten en die uiteindelijk in wetgeving werd omgezet.)

Etienne Vermeersch: 'Het woord flamingantisme daar houd ik niet zo veel van.'

Etienne Vermeersch (vraaggesprek met Hugo Camps op TV één)

In 2012 interviewde Hugo Camps Etienne Vermeersch voor het programma Tijdgenoten (Lichtpunt).

Etienne Vermeersch: 'In het jezuïetenklooster werd ik psychosomatisch ziek: ik ben van nature een vrijheidsmens', ...'Ik vind passionele liefde gevaarlijk: ik vind dat ik dan mezelf niet meer kan beheersen', ...'Ik ben een man van andere passies: voor muziek, voor wetenschap, ... maar mijn reële passie is rechtvaardigheid', 'Het woord flamingantisme daar houd ik niet zo veel van.'
 

Interview met Etienne Vermeersch en Tom Schoepen (De Morgen, 12 mei 2012)

KURT VANDEMAELE
Tom Schoepen en Etienne Vermeersch - De Morgen

Het begon met een opmerking van de eminente professor voor een vol auditorium in Gent. De student voelde zich geschoffeerd en kreeg excuses. Wat volgde, was een vriendschap die mettertijd steeds closer werd.

Tom Schoepen: 'Ik weet niet of ik hem nog mijn mentor noemen kan. We gaan op gelijke voet met elkaar om.'

Etienne Vermeersch: 'Is Tom mijn persoonlijke archivaris? Eigenlijk wel. Ik denk dat hij aanvankelijk iets van mij wou leren. Maar al vlug ging het verder. Doordat hij op het internet mijn go-between is, heeft hij een goede kijk op waar ik allemaal mee bezig ben en wat ik allemaal ken. Maar tegelijk heeft hij al die info ook in zich opgenomen. Wij hebben een volkomen egalitaire relatie. En ook een relatie van wederzijds vertrouwen. Tom is ook zeer loyaal. Als je hem in vertrouwen neemt, wordt dat vertrouwen niet beschaamd. Dat is heel belangrijk. Ik waardeer ook zijn doorzettingsvermogen. Ik ben hem dankbaar voor alles wat hij voor mij gedaan heeft.'

______

Ter info: Dit interview met Tom Schoepen en Etienne Vermeersch is in feite géén dubbelinterview: beide heren werden apart geïnterviewd. Enkele dagen na publicatie liet Prof. Vermeersch via e-mail aan Tom Schoepen weten: 'P.s. Tom, dit interview is een volkomen éénklank.'

 

Jezus Christus: waarheid of mythe? - Etienne Vermeersch

Etienne Vermeersch
hierboven: Grondige en fascinerende voordracht over : de Historische Jezus - prof etienne Vermeersch.

 

Jezus Christus: waarheid of mythe?

Methode: historisch-kritisch (niet de traditioneel-christelijke visie, red.)

Streng historisch onderzoek leert iets over Jezus van Nazareth, maar zegt ook iets over ons, stelt Etienne Vermeersch. 'Er bestaat over Jezus geen enkele strikt historische bron. Wie de eerste christelijke teksten analyseert, moet tot het besluit komen dat de mythe, de christelijke boodschap, hier geen historische grond kan vinden.'

Enkele dagen geleden schreef Bart De Wever een opmerkelijk essay over de spanning tussen mythe en historische waarheid (DS 24/3). Zo'n mythe kan geheel of gedeeltelijk waar of onwaar zijn. De historicus onderzoekt dat waarheidsgehalte en De Wever vraagt zich af of bij een negatief resultaat de mythe nog een functie kan behouden. Hij stelt dit probleem inzake natievorming en identiteit. In hetgeen volgt heb ik het over de mythe, de 'boodschap' van het christendom. In welke mate blijft die standhouden na historisch onderzoek van het verhaal over Jezus?

Prof Etienne Vermeersch

De Morgen - 7 april 2012

Die 'boodschap' kan men als volgt samenvatten.

Rond de jaren dertig van onze jaartelling leefde in Palestina een man, Jezus van Nazareth. Hij predikte, eerst in Galilea, daarna in Judea en Jeruzalem; "hij ging rond al weldoende", maar hij werd door de machthebbers van die tijd gevangengenomen, ter dood veroordeeld en hij is op het kruis gestorven en daarna begraven.

Hij is echter na drie dagen uit de dood opgestaan. Hij was de Christus, de langverwachte Messias. Bovendien is hij als zoon van God tegelijk God en mens. Hij is uit liefde mens geworden en door zijn kruisdood heeft hij de zonden van de mensen uitgeboet. Wie in hem gelooft, is verlost uit de zonde en krijgt de garantie van het eeuwige leven. Hij zal terugkomen om de levenden en de doden te oordelen en zijn rijk zal geen einde kennen.

De Mattheuspassie van Bach drukt op meesterlijke wijze uit welke indruk het mediteren over die mythe eeuwenlang op de christenen gehad heeft: geloof, emotie, ritueel en alledaags handelen.

 

Historisch bewijs?

Maar wat leert streng historisch onderzoek?

(a) Er bestaat over Jezus geen enkele strikt historische bron. De antieke geschiedschrijvers weten er, tweedehands dan nog, nauwelijks iets over. Flavius Josephus spreekt even over Jacobus "de broer van Jezus", maar weet verder niets. Philo van Alexandrië, een tijdgenoot van Jezus die Palestina goed kende, vermeldt hem niet. Als hij bestaan heeft (wat ik aanneem), was hij zeker geen ruim bekende figuur.

(b) We hebben wel geschriften van christelijke auteurs, maar geen enkele van hen heeft Jezus zelf gekend. De oudste van die geschriften zijn de authentieke brieven van Paulus (tussen 50 en 60). Daarna komen de evangeliën, maar die zijn minstens 40 jaar na Jezus' dood 'geschreven' (opgetekend in feite, red.).

Paulus heeft het in essentie over de verlossende dood en de verrijzenis van Christus, maar vermeldt over de historische Jezus bijna niets. De evangeliën hebben het wel over leer en leven van Jezus, maar het oudste (en bondigste), Marcus (Mc), dateert van even voor 70. Mattheus (Mt) en Lucas (Lc), die gedeeltelijk op Marcus en op een andere bron steunen, zijn te situeren rond 80-90 en Johannes (Joh) rond 90-100.

(c) Op de historicus maken die teksten geen indruk van betrouwbaarheid. Ze spreken elkaar op vele plaatsen tegen en ze vertellen mirakelverhalen die zonder meer ongeloofwaardig zijn. Wie de kindsheidsverhalen van Lucas en Mattheus naast elkaar legt, merkt onmiddellijk de tegenstrijdigheden; de passieverhalen staan vol van voorspellingen van Jezus, alsof hij alles zelf gepland heeft.

Maar laten we even in detail de verrijzenisverhalen bekijken.

Stel dat iemand een film wil maken over wat na Jezus' dood gebeurd is; dan moet hij de volgende 'feiten' weergeven. Op de avond na zijn dood wordt zijn lijk behandeld door Jozef van Arimathea met honderd pond (!) mirre en aloë en begraven (Joh 19, 39-42). Maria Magdalena en de moeder van Jozes (Mc 15,47) en nog andere vrouwen (Lc 24,10) zien dat gebeuren; toch kopen ze daarna welriekende kruiden om hem te balsemen (Mc 16,1). Toen de zon juist op was (het is dus niet meer donker) (Mc 16,2), gingen Maria Magdalena en de andere Maria (Mt 28,1) en Salome (Mc 16,1) naar het graf. Of neen, Maria Magdalena ging alleen naar het graf en het was nog donker (Joh 20,1). De drie (of de twee) vrouwen zien dat de steen is weggerold en binnen in het graf zien ze één jongeman zitten in een wit gewaad (Mc 16,5); of neen, een engel rolt voor hun ogen de steen weg en gaat daarop zitten buiten het graf (Mt 28,2); of nog beter: ze vinden de steen weggerold, zien dat het lichaam van Jezus weg is en pas daarna staan twee mannen voor hen (Lc 24,2-4). 

Paulus heeft het in essentie over de verlossende dood en de verrijzenis van Christus, maar vermeldt over de historische Jezus bijna niets.

Etienne Vermeersch

 

Dissonantie

Iedereen kan deze oefening verder doorvoeren: je valt van de ene contradictie in de andere. En bedenk dan dat de oudste tekst (Paulus) niets over het graf of over de vrouwen zegt en Petrus als de eerste beschouwt die de verrezen Christus gezien heeft (1 Cor 15,3-12). Wie zo de eerste christelijke teksten analyseert, moet tot het besluit komen dat de mythe, de christelijke boodschap, hier geen historische grond kan vinden. Wel kan men een hypothetisch verhaal opstellen dat enigszins het ontstaan ervan kan verklaren.

Bijvoorbeeld. Er heeft in het begin van onze jaartelling in Palestina een Jeshua geleefd die, onder invloed van Johannes de Doper, predikte dat het Rijk Gods nabij was. Hij had een zeker charisma, deed 'genezingen' en kon een kleine groep leerlingen rond zich verenigen die sterk aan hem gehecht waren. Hij trok naar Jeruzalem, werd daar door de Romeinen als een gevaarlijke 'would-be' Messias beschouwd en gekruisigd. Voor de leerlingen was dat een psychische catastrofe, een dissonantie in de terminologie van Festinger. Dat ondraaglijk gevoel wordt enigszins gereduceerd als ze visioenen krijgen van de 'verrezen' Jezus.

Maar, voor zijn leerlingen blijft de ultieme vraag: Waarom die smadelijke kruisdood? Mijns inziens volgt dan de beslissende dissonantiereductie door herinterpretatie : hij is precies daarvoor gekomen, om ons door zijn lijden en dood te verlossen.

Paulus heeft die gedachte verder onderbouwd en zo is de christelijke mythe ontstaan. 

 

Bart De Wever

Maar nu terug naar De Wever. Mensen zoals Bultmann, en velen na hem, die deze 'ontmythologisering' van het Jezusverhaal hebben doorgevoerd, zijn toch christen gebleven; zij het in een bijzondere interpretatie. En zelfs degenen die, zoals ik, op rationele gronden de 'deconstructie' op de hele 'boodschap' hebben toegepast, blijven op allerlei gebieden - beelden, emoties en medevoelen - met hen verbonden. In deze tijd vormt de gezamenlijke ontroering door de Mattheuspassie een bewijs dat ook bij ons de mythe nog nawerkt.

Over de zin en de draagwijdte van die thematiek valt dus nog heel wat te onderzoeken.

 

Etienne Vermeersch
7 april 2012 - De Morgen

De gevolgen van Wetenschap-Technologie-Kapitalisme... Prof. Etienne Vermeersch

15 februari 2012 – Prof. em. dr. Etienne Vermeersch beschrijft in op een zeer boeiende, begrijpbare en gedreven manier de geschiedenis van de wetenschap, zoals het ontstaan en de ontwikkeling van de wiskunde, de astronomie, de statica, hydrostatica, optica... De opkomst van nieuwe technologie (ca. 1300 ontstaan brillen en het kanon), de metallurgie, de mijnbouw... De opkomst van de moderne fysica en het opkomende kapitalisme. Gaandeweg analyseert Vermeersch de gevolgen van de interne dynamiek tussen Wetenschap-Technologie-Kapitalisme (WTK), welke hij koppelt aan het catastrofale probleem van de mondiale overbevolking en de nood aan onderwijs voor vrouwen wereldwijd.


 

Aanvaardingsrede door prof. Etienne Vermeersch bij de uitreiking van de Prijs Vrijzinnig Humanisme 2011

Artikel

Ik heb me soms afgevraagd waarom ik dat eigenlijk doe: het is zoveel gemakkelijker je eens en voorgoed bij de ideeën van een bepaalde groep aan te sluiten en die in grote lijnen te volgen. Maar sinds ik het pad van de vrijzinnigheid, het vrije denken, gekozen heb, voel ik me ook verplicht ieder belangrijk probleem zelfstandig te onderzoeken en de conclusies van mijn autonoom denken oprecht mede te delen. Mijn meningen kunnen natuurlijk fout zijn, maar ze zijn wel het resultaat van een eerlijke poging tot inzicht. Zodra ik tot een doordacht besluit gekomen ben, zeg ik: "Hier stehe ich, ich kann nicht anders." Je verliest dan wel medestanders en soms zelfs vrienden aan uiteenlopende zijden. Etienne Vermeersch

 

Een van de Bijbelpassussen die Bertrand Russell volgens zijn autobiografie zijn hele leven door gekoesterd heeft, is de aanmaning in Exodus 32:2: "Thou shall not do evil, following a multitude", "gij zult een menigte niet volgen in het kwaad."

Alle verhoudingen in acht genomen, meen ik toch iets met Russell gemeen te hebben. Ook voor mij geldt dat ik mijn leven lang telkens opnieuw gepoogd heb het ware en het goede te zoeken op het gebied van kennis, ethiek en maatschappijordening. En ook al was het niet zozeer de bekoring van de menigte die voor mij problemen stelde, toch was er ook dat besef soms alleen te staan. Dit kwam bij mij vooral tot uiting in de ontmoeting met mensen die dezelfde doelen leken na te streven en toch tot andere conclusies kwamen.

Sinds mijn vroege kinderjaren was het voor mij een bevreemdende en vaak ook pijnlijke vaststelling te moeten ervaren dat mensen die ik als eerlijk en intelligent beschouwde, toch op allerlei gebieden van mening verschilden.

Ook binnen het levensbeschouwelijk milieu waarin ik opgroeide, het katholiek Vlaamse, waren de tegenstellingen al legio. In mijn familie waren er zwarten en witten, diepgelovigen en meer geseculariseerden. Aan de ene kant had ik een tante nonneke die moeder-overste was en aan de andere kant een neef die als paardendief achter de tralies vloog.

Naarmate ik opgroeide, kregen die tegenstellingen een meer intellectueel karakter: wat was de waarheid inzake de oorsprong van de werkelijkheid, inzake het ontstaan en de evolutie van het leven en inzake de zin van het bestaan? Op het godsdienstige vlak was ik geïntrigeerd door de onontkoombaarheid van de predestinatieleer van Augustinus. De nogal vroege lectuur van Dostojevski confronteerde mij met de figuur van de grootinquisiteur in "De gebroeders Karamazov" die, op ethisch-politieke gronden, Jezus in de gevangenis gooit, en ook de tegenstelling tussen Aljosja en Ivan versterkte mijn gevoeligheid voor die moeilijke zoektocht naar de juiste levens- en wereldbeschouwing.

En dan was er het contact met Walschap; vooral met zijn "Zuster Virgilia", dat mijn tot dan toe onaangetaste geloof aan het wankelen bracht. Ik was toen een goeie 17 jaar oud en vanaf die tijd wist ik dat ik niet meer op het gezag van anderen kon steunen: ik zou mijn weg naar het ware en het goede zelf moeten zoeken. Toch was er één houvast waaraan ik onwrikbaar trouw bleef: van waarden zoals goedheid, vriendschap, liefde, rechtvaardigheid kon ik geen afstand doen, maar zonder God kon ik er geen fundament meer voor vinden. Onder de invloed van de lectuur van existentialistische teksten, zag ik de oplossing in een blinde sprong naar God; wat tevens, paradoxaal genoeg, terug een sprong naar het dogma was. Maar de kiem van de twijfel was niet meer uit te roeien en zo kwam ik er vijf jaar later toe elke bevoogding van het denken af te zweren en stap voor stap in de richting te gaan van wat we vrijzinnigheid noemen: het vrije denken.

Dat was echter geen orgelpunt; eerder het begin van een tocht die nog altijd niet beëindigd is en slechts bij mijn dood een afsluiting zal vinden.

Toch heb ik intussen al een lange weg afgelegd in de confrontatie met een brede waaier van wetenschappelijke, wijsgerige, ethische en maatschappelijke problemen. En daarvoor heeft men mij nu de Prijs Vrijzinnig Humanisme toegekend.

Wanneer ik vaststel wie mij in deze prijs is voorgegaan, dan kan ik alleen maar vereerd en dankbaar zijn. Sommigen onder hen heb ik goed gekend, anderen wat minder, maar allen hebben hem eer aangedaan.

Heel in het bijzonder ben ik er blij om dat twee mensen die in mijn ontwaken in de vrijzinnigheid een belangrijke rol hebben gespeeld, deze prijs gekregen hebben: Leo Apostel en Jaap Kruithof.

Ik hecht er dus aan de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging en al degenen die gemeend hebben dat ik voor deze eer in aanmerking kwam, van harte te danken. Al heel lang heb ik de gedachte aan een eeuwige beloning afgewezen, en ik heb ook niet geleefd in de verwachting zo'n aardse prijs te krijgen. Immers: "Niet in het snijden van de padi is de vreugde", zegt Multatuli, "de vreugde is in het snijden van de padi die men geplant heeft." Het reizen zelf geeft meestal meer bevrediging dan de eindbestemming van een reis. Maar we zijn allemaal, zolang we niet in grootheidswaan leven, enigszins onzeker over de waarde van onze keuzes en daden. De waardering van anderen kan daarom, in momenten van twijfel of moedeloosheid, als steun en aanmoediging heel welkom zijn.

Sta mij toe op dat punt iets dieper in te gaan. Ik begon mijn uiteenzetting met Russells verwijzing naar "gij zult een menigte niet volgen in het kwaad." De reden waarom ook ik dat Bijbelwoord koester, heeft te maken met het feit dat ik heel vaak in mijn pogingen tot vrij denken tegen de ene of andere stroom ben moeten ingaan. Soms had ik aloude tegenstanders tegen mij, maar nu en dan ook medestanders.

Mijn hameren op de Kriminalgeschichte van het christendom werd vaak afgedaan als een uiting van rancune over mijn verleden en mijn huidige kritiek op de islam wordt als bekrompen onwetendheid en islamofobie geduid, en dit in uiteenlopende kringen. Zo heb nu eens vriend, dan weer vijand tegen mij in het harnas gejaagd in uiteenlopende polemieken:

  • door mijn argumentatie tegen het bestaan van de god van de Tenach, het Nieuwe Testament en de Koran;
  • bij mijn aanvallen op de pseudowetenschappen en vooral de alternatieve geneeswijzen, zoals homeopathie;
  • in de strijd tegen de Orde van de Geneesheren en voor de patiëntenrechten;
  • in het debat over kruisbeelden in de rechtbanken en nu over godsdienstige symbolen in scholen en bij ambtenaren;
  • bij mijn radicaal afwijzen van het sovjetcommunisme en de Chinese culturele revolutie;
  • bij mijn ijveren voor de contraceptie-, abortus- en euthanasiewetgeving;
  • bij mijn waarschuwingen voor de bevolkingsexplosie;
  • bij mijn inzet voor dierenwelzijn en nu tegen het slachten zonder verdoving;
  • bij mijn studie over de berging van kernafval;
  • bij mijn standpunten inzake experimenten op embryo's;
  • bij het verdedigen van de SP na de Agustacrisis;
  • bij het aantonen van de misvattingen inzake de multiculturele samenleving;
  • bij het bewijzen van de neonazioorsprong van het Vlaams Blok;
  • bij het verdedigen van de Eerste Golfoorlog;
  • bij het veroordelen van de Tweede Golfoorlog;
  • bij het ontwerpen van richtlijnen voor het repatriëren van asielzoekers;
  • bij de verdediging van de standpunten van het Vlaams parlement via de Gravensteengroep;
  • enz. enz.

Zoals de voorbeelden ten overvloede duidelijk maken, kwamen de aanvallen niet altijd uit dezelfde hoek. Toen ik bij een verkiezingsuitzending op tv het neonaziverleden van het Vlaams Blok ter sprake bracht, kreeg ik een massa scheldwoorden over mij, maar ook veel instemming bij allochtonen. Maar toen ik het probleem van de godsdienstige symbolen en de hoofddoek eveneens op tv naar voren bracht, waren de reacties natuurlijk omgekeerd.
Bij mijn aanvallen op het christendom schrok men niet terug voor het dreigement voor mij te zullen bidden. Toen ik het later over de islam had, waren de reacties ook niet mals: van gebeden bleef ik gespaard, maar er waren wel doodsbedreigingen. En zo kan ik nog een hele tijd verdergaan.

Ik heb me soms afgevraagd waarom ik dat eigenlijk doe: het is zoveel gemakkelijker je eens en voorgoed bij de ideeën van een bepaalde groep aan te sluiten en die in grote lijnen te volgen. Maar sinds ik het pad van de vrijzinnigheid, het vrije denken, gekozen heb, voel ik me ook verplicht ieder belangrijk probleem zelfstandig te onderzoeken en de conclusies van mijn autonoom denken oprecht mede te delen. Mijn meningen kunnen natuurlijk fout zijn, maar ze zijn wel het resultaat van een eerlijke poging tot inzicht. Zodra ik tot een doordacht besluit gekomen ben, zeg ik: "Hier stehe ich, ich kann nicht anders." Je verliest dan wel medestanders en soms zelfs vrienden aan uiteenlopende zijden.

Zo zijn sommigen momenteel niet alleen radicaal tegen de islam, maar ook radicaal voor de politiek van Israël. Anderen verzetten zich tegen Israël en vergoelijken of minimaliseren dan weer de impact van Hamas. Ik kan noch het een, noch het ander. Ik heb ingezien dat aan de Palestijnen veel onrecht is aangedaan en dat zij dus mijn steun verdienen, maar dat belet mij niet de islamistische en antisemitische ontsporingen aan de kaak te stellen.

Toen men mij na de Eerste Golfoorlog in 1991 aanbood het voorzitterschap waar te nemen van een colloquium tussen progressieve Palestijnen en Israëli's, heb ik dat aanvaard. Die opdracht bood mij de mogelijkheid om zowel mijn rationeel denken als mijn emotionele betrokkenheid in dienst te stellen van authentieke pogingen tot vrede. Maar weer stond ik voor die pijnlijke vaststelling dat mensen van wie ik het oprechte streven naar het ware en het goede niet kon loochenen, het zo moeilijk hadden om de gevoeligheden van de anderen te begrijpen.

Dergelijke ervaringen van vereenzaming en soms van twijfel heb ik meermalen gehad: de pijnlijkste was wel de confrontatie met het leed van mensen die na een afgewezen asielaanvraag het land moeten verlaten. In ieder afzonderlijk geval raakt je gemoed vol en zou je de uitwijzing stop willen zetten; maar je weet dat die houding, geëxtrapoleerd op populatieschaal, ons sociaal systeem totaal zou ontwrichten.

Op die momenten dacht ik er soms aan dat ik mijn wetenschappelijke loopbaan was begonnen in de klassieke filologie met een studie over de dood, de doden en de onderwereld in de Griekse tragedie. Een boeiend onderwerp. Ik dacht ook aan het begin van mijn filosofisch onderzoek over de betekenis van de informatietheorie, de cybernetica en de elektronische breinen voor de studie van de mens. Zou ik er niet beter aan gedaan hebben vooral in die richtingen te publiceren en een rustige academische loopbaan uit te bouwen? Maar dan denk ik weer aan de stimulans die Leo Apostel, Jaap Kruithof en Hugo Van den Enden mij gegeven hebben om ook de andere, meer maatschappelijke, roeping van de filosoof te volgen.

Ik denk ook dat de slotzin van Van Eedens "Kleine Johannes", die mij in mijn jeugd zo ontroerd heeft, mij nu en dan wakker geschud zou hebben: "Toen wendde Johannes langzaam het oog van Windekinds wenkende gestalte af en strekte de handen naar den ernstigen mensch. En met zijnen begeleider ging hij den killen nachtwind tegemoet, den zwaren weg naar de groote, duistere stad, waar de menschheid was en haar weedom."

Etienne Vermeersch
Gent, 21 juni 2011

Laudatio uitgesproken door Johan Braeckman bij de uitreiking van de Prijs Vrijzinnig Humanisme 2011 aan prof. em. dr. Etienne Vermeersch

Johan Braeckman
Laudatio uitgesproken bij de uitreiking van de Prijs Vrijzinnig Humanisme 2011 aan emeritus prof. dr. Etienne Vermeersch

Etienne heeft nooit begrepen waarom niet veel meer filosofen, academici en intellectuelen zich confronteren met pseudowetenschappen en irrationeel denken. Het is immers daar dat je kan ontdekken hoe sterk je in je schoenen staat, net zoals een ethicus zich moet bemoeien met de moreel beladen kwesties van zijn tijd, alleen al om te onderzoeken of zijn eigen opvattingen de toetsing aan de realiteit kunnen weerstaan.  Johan Braeckman 

Clement Attlee, de politieke rivaal van Winston Churchill, stond bekend als zeer bescheiden. Churchill merkte op dat Attlee dan ook veel had om bescheiden over te zijn. Nu is bescheidenheid niet de eerste karaktertrek die men in verband brengt met Etienne Vermeersch, maar er is dan ook veel waarover hij onbescheiden mag zijn.

Johan Braeckman
Gent, 21 juni 2011

Wie bezit zoveel kennis over zoveel disciplines en onderwerpen als hij? De kloof tussen de zogenaamde twee culturen, de humanities enerzijds en de natural sciences anderzijds, bestaat wel degelijk, maar niet in het hoofd van Etienne. Of het nu over Shakespeare of de tweede wet van de thermodynamica gaat, over Lysistrata of de niet-euclidische meetkunde, over de Vespers van Monteverdi of de moleculaire biologie, Etienne kan erover meepraten. De kans is bijzonder groot dat hij er meer van afweet dan u en ik. Er is zelfs een zeker risico dat hij je duidelijk maakt wat je precies verkeerd begrepen hebt, en hoe dat zo gekomen is. Ik vermoed dat er behoorlijk wat mensen rondlopen die zich een dergelijke conversatie met Etienne nog levendig herinneren. Misschien hebben ze reeds een groep opgericht op facebook, ik zou het moeten nakijken. Hoe dan ook is het zo goed als zeker dat eenieder die door Etienne op een denkfout of een lacune in zijn kennis is gewezen, meteen ook het genoegen smaakte de correcte informatie van hemzelf te horen. Het is een van zijn essentiële eigenschappen: de drang en de wil om uitleg te verstrekken, om onbegrip te bestrijden, om misverstanden te voorkomen. Hij kan het als geen ander, het is een van zijn grootste talenten. Tienduizenden mensen die ooit zijn lessen volgden kunnen het bevestigen. Als Etienne iets uitlegt, hoe moeilijk of technisch het ook is, wordt het begrijpelijk, inzichtelijk, en bijna steeds ook spannend en intrigerend. Dat komt natuurlijk omdat hij datgene waarover hij praat eerst zelf zeer grondig bestudeert. Ce que l’on conçoit bien s’énonce clairement.  Ik ben bijna zo goed als zeker dat Etienne ondertussen in zijn hoofd reeds aanvulde: Et les mots pour le dire arrivent aisément. Dat geldt evenzeer voor onderwerpen die hem helemaal niet liggen. Zo bijvoorbeeld loopt hij niet hoog op met de ideeën van de Duitse filosoof Martin Heidegger, maar er zijn er weinig die Heidegger zo helder kunnen uitleggen als Etienne. Had Heidegger zijn ideeën toegelicht gekregen door Etienne, dan had hij ze misschien zelf begrepen.

Er zijn er weinig die Heidegger zo helder kunnen uitleggen als Etienne. Had Heidegger zijn ideeën toegelicht gekregen door Etienne, dan had hij ze misschien zelf begrepen.

Wellicht tot zijn verbazing, wordt dat niet steeds door iedereen even sterk geapprecieerd. Wie hem kent, weet dat hij het erg vindt om iets belangrijks niet te kennen, of, erger nog, het verkeerd te begrijpen. Zelf houdt hij ervan om iets uitgelegd te krijgen door iemand met een grondige kennis van zaken, en eenieder die hem overtuigend op een fout wijst – wat zich eerder zelden voordoet – kan rekenen op zijn grote erkentelijkheid. Als hij dan zelf iets corrigeert bij een ander, gaat hij er automatisch van uit dat die ander dat eveneens zal waarderen, want wie wil er rondlopen met foute denkbeelden? Helaas, misschien meer mensen dan Etienne voor lief neemt. In wezen is hij een optimist, overtuigd van de kracht en mogelijkheden van het redelijke denken en de dialoog.

Wie, zoals Etienne, gezegend is met meerdere talenten en een intellect bezit dat scherper is dan dat van de meeste mensen, is paradoxaal genoeg misschien minder makkelijk in staat om te begrijpen waarom zoveel mensen er zoveel ondermaatse ideeën op nahouden of gebrek aan inzicht hebben in hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. De meesten zien aparte noten op de partituur, maar Etienne denkt in akkoorden. Hem een hedendaagse Homo universalis noemen gaat te ver, want bij mijn weten bestaan er geen schilderijen, composities of dichtwerken van zijn hand, maar ik kan niettemin met de hand op het hart getuigen dat hij een onberispelijk rechte muur kan metselen. Bovendien kan naar verluidt zijn konijn op Vlaamse wijze zich meten met het werk van de betere televisiekoks.

Maar zijn ware verdiensten liggen elders. Iedereen die hier aanwezig is kent ongetwijfeld in grote lijnen Etiennes biografie. Ik ga er hier maar enkele aspecten van aanhalen, ze is recent nog uiteengezet in het boek dat hij samen met Dirk Verhofstadt publiceerde, en eerder reeds door Ludo Abicht in een tekst over zijn leven en werk. We zijn met zijn allen wellicht geneigd om Etienne op de eerste plaats als hoogleraar te zien, als geëngageerd filosoof, als opiniemaker en als mediafiguur, maar we mogen niet vergeten dat hij zich ook meerdere decennia inzette voor de Universiteit Gent door bestuurlijke en administratieve taken op zich te nemen, als decaan, als vakgroepvoorzitter, als voorzitter van de onderzoeksraad en de bouwcommisie, als lid van de raden van bestuur van het Universitair Ziekenhuis en het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie, en, niet in het minst, als vice-rector. Ik herinner me vooral die laatste functie, aan de Universiteit wellicht zijn belangrijkste, omdat een deel ervan overlapte met het werk aan mijn doctoraat. Etienne had het toen ongemeen druk, dus het was niet eenvoudig om mijn onderzoek regelmatig met hem te bespreken, er was immers zelden of nooit een gaatje vrij in zijn agenda. We vonden evenwel een oplossing. Ik reed mee met François, de chauffeur van de dienstwagen die Etienne van de ene vergadering naar de andere bracht, van kabinetten naar universiteiten, van wetenschapsraden naar commissies. Tijdens de ritten heen en terug bespraken Etienne en ik op de achterbank mijn werk. Zo ging geen moment verloren, voortdurend waren er besprekingen, rapporten die zijn aandacht vroegen, vergaderingen die hij moest voorzitten en duizend-en-één andere zaken die het universitaire bestuur nu eenmaal met zich meebrengt. Niet slecht voor iemand die zichzelf als eerder lui typeert. Enigszins tot mijn verbazing kon hij me tussendoor ook nog uitleggen wat er in het jongste boek van Daniel Dennett of van Richard Dawkins stond, uiteraard niet zonder er zijn kritische commentaren bij te geven.

Etiennes maatschappelijk engagement en gedrevenheid bracht hem er toe om ook buiten de universiteit belangrijke verantwoordelijkheden op te nemen. Zo was hij in 1999 en 2000 voorzitter van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, en zat hij, op verzoek van de Federale overheid, de “commissie Vermeersch” voor, die na de tragische dood van Semira Adamu in 1998 het uitwijzingsbeleid evalueerde en aanbevelingen formuleerde. Het was wellicht de meest frustrerende taak die hij ooit op zich nam. Een taak die moest uitgevoerd worden, maar ongetwijfeld vreselijk ondankbaar was. Men kan immers, in acht genomen de politieke complexiteit, de morele en emotionele beladenheid en de diepe humanitaire dimensie van de asielproblematiek, onmogelijk hierover een reeks opvattingen naar voren brengen die aantoonbaar sluitend zijn. Voor iemand als Etienne, die als kind reeds in de ban kwam van Euclides, die eenieder die er zich toe inspant beloont met een zachte maar dwingende zekerheid die alle culturele wrijvingen en onenigheden overstijgt, moet dit erg lastig zijn geweest.

Vergis u echter niet. Etienne wordt gedreven door “een zoektocht naar waarheid”, zoals de ondertitel luidt van zijn jongste boek. Maar ondanks zijn bewondering voor het Griekse ideaal van “kennis voor de kennis”, staat zijn zoektocht ultiem toch in het teken van de basisvraag van de ethiek: hoe kunnen wij ons leven zinvol invullen, hoe kunnen we ons leven betekenisvol beleven, zodat we op het einde met Wittgenstein kunnen zeggen: “Tell them I’ve had a wonderful life”. Zo’n leven, voor Etienne, kan alleen maar echt “wonderful” zijn als het geleefd wordt in volle authenticiteit, als men iedereen recht in de ogen kan kijken, als men consequent is in zijn denken en handelen, als waarden en deugden als rechtvaardigheid, vriendschap en eerlijkheid, maar ook trots, moed, eer en loyaliteit, hoog in het vaandel staan.

Etiennes authenticiteit is een van zijn eigenschappen die wat mij betreft het meest kenmerkend zijn. Het laat zich niet makkelijk verwoorden wat ik daarmee precies bedoel, maar met wat beeldspraak kom ik er wel. Etienne is iemand die helemaal samenvalt met zichzelf. Zoals acteurs compleet miscast kunnen zijn, bijvoorbeeld John Wayne in de rol van Genghis Khan, zo kunnen ook mensen hun leven leiden alsof ze niet thuishoren in het tijdsgewricht waarin ze leven, of zich in een verkeerde plaats bevinden, een foute relatie hebben of een job die niet bij hen past. Dit alles is Etienne volkomen vreemd.

Het is alsof de praktijk van zijn leven de antwoorden biedt op vragen waar de zeventiende-eeuwse humanist Montaigne mee worstelde; alsof zijn levensverhaal is opgetekend in een van de weinige boeken uit Borges’ Bibliotheek van Babel die informatieve vormen bevatten en daarom betekenisvol zijn.

Dat wil niet zeggen dat Etienne steeds volkomen consequent is in alles wat hij denkt en doet. Tenslotte is hij ook maar een mens. De manier waarop hij inconsequent kan zijn, zou evenwel herkenbaar zijn voor Walt Whitman; zie deze regels uit Song of Myself, opgenomen in de bundel Leaves of Grass:

“Do I contradict myself?
Very well then I contradict myself.
(I am large, I contain multitudes.)”

Maar onmiskenbaar gaat het in zijn leven over authenticiteit, waarheid en ethiek. Daarom denk ik dat Etienne de grootste vorm van tevredenheid ervaart als hij terugblikt op de vele inspanningen die hij leverde om de abortus- en euthanasiewetten tot stand te helpen brengen. Die wetten plaatsen België aan de top van de landen die een beleid voeren dat ook echt rekening houdt met menselijke waardigheid, met zelfbeschikking en met mededogen. De teksten die hij hierover schreef, de vele lezingen die hij gaf en de talloze debatten waaraan hij deelnam; ze getuigen alle van de basisaspecten van zowel zijn intellectueel werk als zijn maatschappelijk engagement: rationele gestrengheid en respect voor de waarheid enerzijds, en liefde en empathie voor lijdende mensen anderzijds. Sta me een klein gedachte-experimentje toe. Wat zou Etienne het liefst hebben bereikt: een belangrijke bijdrage leveren tot pakweg de theoretische fysica, of een tekst schrijven die een ethische opvatting helpt legaliseren? Toegegeven, het is misschien geen gemakkelijke keuze, maar we weten waarvoor hij heeft gekozen, en ik denk dat we ook weten waarom. Etienne, geïnspireerd als hij is door Spinoza, zou misschien zelf zeggen dat het helemaal niet om een keuze ging. Zijn verstand bracht hem met onweerlegbare logica tot bepaalde inzichten, waarna het handelen noodgedwongen volgde. Hij kon niet anders. Daarom is hij ook zo’n vrij man: hij heeft nagenoeg zijn hele leven lang zoveel mogelijk zichzelf gedetermineerd.

Ook zijn engagement voor de organisatie SKEPP, waarvan hij overigens een stichtend lid is, vertoont die dubbele tendens. Het lijken natuurlijk bij uitstek intellectualistische bezigheden, uitleggen waarom de moderne scheikunde aantoont dat homeopathie niet werkt of waarom een perpetuum mobile te pletter slaat op de basiswetten van de fysica. Maar de morele dimensie is even sterk aanwezig. Het is schrijnend en onrechtvaardig dat er misbruik wordt gemaakt van de lichtgelovigheid en van andere zwakheden van mensen. Het toont andermaal aan hoe Etienne in elkaar zit. De waarde van complexe filosofische analyses moet blijken uit wat je ermee kan aanvangen. Als bijvoorbeeld de moderne wetenschapsfilosofie niet in staat is om duidelijk te maken dat pakweg het creationisme minder waarschijnlijk is dan de evolutiebiologie, dan is er iets ernstig fout met de wetenschapsfilosofie. Etienne heeft nooit begrepen waarom niet veel meer filosofen, academici en intellectuelen zich confronteren met pseudowetenschappen en irrationeel denken. Het is immers daar dat je kan ontdekken hoe sterk je in je schoenen staat, net zoals een ethicus zich moet bemoeien met de moreel beladen kwesties van zijn tijd, alleen al om te onderzoeken of zijn eigen opvattingen de toetsing aan de realiteit kunnen weerstaan.

Etiennes inzet om zoveel mogelijk mensen ervan te overtuigen dat we de demografische tijdbom moeten ontmantelen, is nog zo’n voorbeeld. Hij kan moeilijk begrijpen dat verstandige mensen maar niet inzien dat het evident is dat een toename van de bevolking zoals ze zich nu voordoet, in acht genomen de eindigheid van de aarde en haar grondstoffen, vroeg of laat wel moet uitmonden in een catastrofe. De analyse is onweerlegbaar in haar eenvoud, en hij blijft ze keer op keer herhalen vanuit een diepe bezorgdheid over de toekomst van de mensheid en van de wonderlijke planeet waarop we met zijn allen leven.

En toch krijgt hij vaak haatmail in zijn mailbox, publiceren kranten scheldproza aan zijn adres, soms van hun eigen journalisten, en ontvangt hij slagen onder de gordel, van rechts maar evenzeer van links. Voor een deel ligt het misschien aan zijn stijl. Mensen voelen zich soms overdonderd, ze krijgen er geen woord tussen omdat Etienne nu eenmaal zijn visie wil uiteenzetten, liefst uitvoerig en gedetailleerd. Maar een veel belangrijker verklaring voor de irritatie en de negatieve reacties die hij opwekt is de onmacht die sommigen ervaren om hem te weerleggen. Natuurlijk is het voor velen niet zo prettig wanneer Etienne een heilig huisje sloopt, wanneer hij uitlegt waarom een geliefkoosd bijgeloof of een pseudowetenschappelijke opvatting niet houdbaar is. En natuurlijk weet hij dat mensen vaak om psychologische en emotionele redenen vasthouden aan denkbeelden die eigenlijk onhoudbaar zijn. Maar zou het niet buitengewoon paternalistisch en neerbuigend zijn om die mensen daarom je analyse, je kritiek, je betwisting of weerlegging, te besparen?

De manier waarop Etienne te werk gaat kan soms hard en pijnlijk zijn, maar ze komt voort uit een diep respect voor elke medemens. Anders dan bij sommige van zijn tegenstanders en critici, liggen bij hem steeds alle kaarten op tafel, zal hij nooit op de man spelen maar steeds op de bal en moet het debat over de kwaliteit van de argumentatie gaan. Dat hij daarbij soms botst, ook met mensen waarmee hij bevriend is of waarmee hij zich filosofisch en levensbeschouwelijk verwant voelt, dat neemt hij er dan maar bij. Etienne zoekt de controverse niet op voor de controverse op zich, hij heeft zelfs een hekel aan ruzie. Maar als vrije denker, voor wie de intrinsieke kwaliteit van argumenten primeert, kan hij niet anders dan zijn mening uiteenzetten over kwesties die hij belangrijk vindt. Het politiek correcte denken is aan hem niet besteed, evenmin als het a priorische redeneren vanuit dogma’s, of economische, psychologische of andere menswetenschappelijke sjablonen. Hoewel hij vaak duidelijke politieke standpunten inneemt, is hij ideologisch onbevooroordeeld. Het verrast soms vriend en vijand, zie bijvoorbeeld zijn standpunten over de golfoorlog, de multiculturele samenleving of de toekomst van Vlaanderen en België. Etienne weet dat men hem voor zijn opvattingen over dergelijke kwesties zal bekritiseren, maar het zal hem er niet van weerhouden ze uiteen te zetten. Ik zou kunnen zeggen: hij kan niet anders, het is sterker dan hemzelf. Maar dat zou foute beeldspraak zijn; het is immers niet sterker dan hemzelf, het is gewoon eigen aan de mens Etienne Vermeersch en geheel in lijn met de morele moed die hem karakteriseert.

Bij twee vaak gehoorde verwijten aan Etiennes adres wil ik even stilstaan. Sommigen noemen hem een ‘verlichtingsfundamentalist’. Het zou een geuzennaam kunnen zijn, maar het lijkt me beter om het begrip als onzinnig te beschouwen, want dat is het ook. Er bestaat niet zoiets als verlichtingsfundamentalisme, omdat het onmogelijk is een teveel aan respect voor de democratie te hebben, net zomin als je een té sterk pleidooi voor de mensenrechten kunt houden. Enkel zij die bang zijn voor het licht van de rede bedenken absurde woorden als ‘verlichtingsfundamentalisme’. Wat helaas wel bestaat is ‘verduisteringsfundamentalisme’, de miskenning van fundamentele rechten, het beknotten van emancipatie, het verwerpen van kennis, van wetenschap en het redelijk denken.

Een andere aantijging die Etienne vaak te horen krijgt is dat hij een ‘rationalist’ is, zelfs een ‘positivist’ of een ‘sciëntist’. Als die termen betekenen dat hij een groot vertrouwen heeft in de rede en in de wetenschappelijke methode, dan kan men zich afvragen wat het probleem is. Het lijken dan eerder complimenten te zijn, kwaliteitslabels van zijn denkvermogen. Maar vanzelfsprekend bedoelt men dat hij een te groot vertrouwen in de wetenschap zou stellen, of blind zou zijn voor emoties, voor alles wat zich niet redelijk laat beschrijven en toch diep menselijk is. Ik vind het een vreemd verwijt aan het adres van iemand die in meerdere publicaties en tal van lezingen en lessen waarschuwt voor het wetenschappelijk en technologisch optimisme dat kenmerkend is voor het Westen sedert de negentiende eeuw. Maar bovenal ziet men blijkbaar niet in dat er weinig mensen zijn die zo’n passionele liefde hebben voor het ware, het goede en het schone als Etienne.

Ik wil ook nog iets zeggen over zijn relatie tot God. Etienne ontvangt vandaag de prijs Vrijzinnig Humanisme, en hij heeft er nooit enige twijfel laten over bestaan waar ‘vrijzinnig’ in zijn visie voor staat: het betekent ongelovig zijn; ontkennen dat God bestaat.

Etienne is een atheïst, en anders dan in de postmoderne en cultuurrelativistische invullingen van ‘vrijzinnig humanisme’ is hij bereid om zijn atheïsme te verdedigen en te expliciteren, en om het geloof in een bovennatuurlijk wezen, of het nu God, Jahweh, Allah of Pierewiet wordt genoemd, te betwisten.

Iedereen weet dat Etienne heeft bewezen dat God niet kan bestaan, tenminste toch niet de God zoals hij gedefinieerd wordt in de monotheïstische tradities afkomstig uit het Midden-Oosten. De joodse, christelijke en islamitische god is almachtig, alwetend en algoed. Dat leidt tot onoplosbare problemen, waaruit volgt dat zo’n god niet kan bestaan, net zomin als een kapper die iedereen scheert die zichzelf niet scheert. En zoals een onstuitbare kracht en een onbeweeglijk voorwerp niet samen kunnen voorkomen, zo ook kan er geen volmaakte god zijn die zinloos lijden toestaat, of het zelfs veroorzaakt.

Maar laat ons even, als gedachte-experiment, veronderstellen dat God wel bestaat. Misschien zijn er logische en natuurkundige wetmatigheden waar wij gewone stervelingen geen weet van hebben, en die Gods bestaan mogelijk maken. Laat ons bovendien ook veronderstellen dat er een hiernamaals is, dat de ziel bestaat, en dat ieder mens na zijn dood een gesprek heeft met God. Tijdens dat gesprek wikt en weegt God je leven, en op het einde beslist hij waar je ziel in terechtkomt, hemel of hel, en dit tot het einde der tijden. Ik heb me proberen voor te stellen hoe zo’n gesprek zou verlopen tussen God en Etienne. Alvorens ik u daar een beeld van schets, vertel ik u eerst nog een kleine anekdote. Toen Etienne klassieke filologie studeerde aan de Rijksuniversiteit Gent volgde hij in een bepaald jaar als enige student een vak bij een prof waarvan ik me de naam niet meer herinner. Uiteraard ging hij iedere week naar de les, aangezien zijn afwezigheid zou opvallen. Vakken werden toen nog een heel academiejaar gegeven, dus Etienne en die prof zaten iedere week, van begin oktober tot in april, tegenover elkaar. In juni legde Etienne een uitstekend mondeling examen af over dat vak.

De prof zei: “Het lijkt wel alsof je op alles een antwoord weet, om het even wat ik je vraag. Hoe komt dat?”
Waarop Etienne antwoordde: “Misschien omdat ik de enige student was voor uw vak professor, en daarom iedere week aanwezig was en altijd goed oplette?”
Waarop de prof reageerde: “Tiens, was jij dat?”.

De ontmoeting tussen Etienne en God zal gegarandeerd anders verlopen. God zal hem reeds van ver zien aankomen, en hem armzwaaiend toeroepen dat hij zich moet haasten. “Zet u Etienne, zet u”, zal God zeggen. “Ik heb er lang naar uitgekeken om een gesprek met je te voeren. Ik heb al een paar keer geprobeerd om je naar hier te krijgen, maar de geneeskunde van tegenwoordig, met haar pillen en bypass-technologie en wat weet ik al, was me te slim af. Maar het doet er niet toe, je bent er. Wees welkom, en laat ons je levensloop samen bespreken.”

Ik denk dat dit gesprek goed zou verlopen. Etienne zou citeren uit teksten die hem nauw aan het hart liggen, en die geschreven zijn voor de voorlopers van de God met wie hij een onderhoud heeft. Hij zou vrijwel zeker het Egyptische dodenboek aanhalen: “Ik heb niemand doen wenen, ik heb de naakten gekleed, de dorstigen gelaafd, de hongerigen gespijsd. Ik heb het vee niet mishandeld”.

Het zou me niet verwonderen mocht God na verloop van tijd tot de conclusie komen dat deze man een plaats in de hemel verdient. Wellicht zou hij opmerken dat het prettig zou zijn had Etienne in het bestaan van zijn schepper geloofd, maar hij zou ook beseffen, hij is tenslotte God, dat het belangrijker is om mensen op hun ethiek en hun daden te beoordelen dan op de inhoud van hun geloof. Kortom, hij zou op de klok kijken, heel even zuchten omdat hij nog een drukke dag voor de boeg heeft, een gevolg van een aardbeving in Latijns-Amerika, goed voor enkele honderden extra gesprekken, naast het dagelijks gemiddelde van zeventigduizend, en aan Etienne zeggen: “’t Is goed Etienne, je kan gaan. Je plaats in de hemel is gereserveerd.”

Waarop Etienne antwoordt: “Momentje. Ik had u graag ook enkele vragen gesteld.”

God is verrast, trekt zijn rechterwenkbrauw op, en in minder dan een seconde haalt nieuwsgierigheid het van irritatie. “Goed”, zegt hij, “doe maar”. Wat volgt is een spervuur van vragen en een verhitte discussie over ondermeer het ontstaan van het universum, het waarom van de natuurwetten en de natuurconstanten, de aard van ruimte en tijd, de zin van het leven en de zinloosheid van het lijden, de slavernij en de godsdiensten, de onverenigbaarheid van Gods definitie en de Holocaust, het al dan niet platonische bestaan van de getallen pi en e, de kwalitatieve verschillen tussen de uitvoeringen van de Mattheüspassie door het Collegium Vocale en La Petite Bande, de stelling van Gödel, de precieze betekenis van Socrates’ uitspraak “We zijn Asklepius een haan verschuldigd”, het onzekerheidsprincipe van Heisenberg en de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Tussen Etiennes vragen en Gods antwoorden kun je Etienne zo nu en dan horen zeggen “Je had dat beter anders gedaan, ik zal u dat moeten uitleggen”, en “Hoe is het in godsnaam mogelijk dat gij dat niet weet?”, en aan het eind zal hij vragen: “Wat is je reactie op de uitspraak van Stendhal dat het feit dat je niet bestaat, je enige excuus is?”.

God wist het zweet van zijn voorhoofd, vraagt of hij een tijdje mag nadenken en wat notities mag maken, en geeft uiteindelijk antwoord.

Er valt een stilte. God, aarzelend, schuchter, nattigheid voelend, vraagt: “Is het niet juist, professor?”
Waarop Etienne zegt: “Ik zie u in september terug.”

Waarde Etienne, ik hoop met iedereen die hier aanwezig is, en met zeer velen die hier niet konden aanwezig zijn, dat je gesprek met de Grote Gebuisde nog lang op zich mag laten wachten. De prijs die je vandaag ontvangt, is een prijs waarmee de Vlaamse vrijzinnig-humanistische beweging haar grote dankbaarheid en erkentelijkheid uitdrukt voor alles wat je, nu reeds vijf decennia lang, voor haar, en vooral voor haar idealen, betekent. Tevens wordt de vorm van humanisme gelauwerd die staat voor een duidelijk atheïsme en vrijdenken. Een humanisme dat zich blijvend geïnspireerd weet door het beste wat de Verlichtingsfilosofen ons leerden en, gedreven door radicaal democratische idealen, op compromisloze wijze de universaliteit van de mensenrechten bepleit. Omdat jij dit alles als geen ander belichaamt, waarde Etienne, reikt de vrijzinnig-humanistische gemeenschap jou vandaag haar belangrijkste prijs uit. Twee van de vorige laureaten van deze prijs, met name Leo Apostel en Jaap Kruithof, waren ook twee leermeesters van je. Ze hebben zich uitstekend van hun taak gekweten, aangezien je opinies op meerdere punten afwijken van die van hen, wat naar het schijnt een kenmerk is van een goede leermeester. Maar over meerdere kernwaarden die ik met deze prijs in verband breng, zouden jullie drieën geen onenigheid hebben.

Tenslotte wil ik nog een persoonlijke bedenking maken. De prijs Vrijzinnig Humanisme lijkt een hele loopbaan van iemand te bekronen. Maar de voorbije vijf jaar tonen aan dat je pas nu goed op dreef lijkt te komen. Er is het zeer erudiete boek De Rivier van Herakleitos, er is je tekst over atheïsme, de heruitgave van De Ogen van de Panda, het gesprekkenboek met Dirk Verhofstadt. Stuk voor stuk belangrijke en recente publicaties. Je beste werk ligt niet in het verleden; het situeert zich in het heden, en het allerbeste moet ongetwijfeld nog komen. Daarom wil ik dat je deze prijs niet zozeer als een bekroning, maar veeleer als een aanmoediging beschouwt.

Ik dank je, in naam van ons allen, uit de grond van mijn hart voor alles wat je voor het vrijzinnig humanisme betekent en nog zal betekenen, en wens je in naam van alle aanwezigen en sympathisanten nog vele gelukkige en vruchtbare jaren, samen met Josiane.

 

Prof. Etienne Vermeersch reageert op giftige vraagsteller (video)

Prof. Etienne Vermeersch reageert op giftige vraagsteller 

Dinsdag 22 maart 2011. Opgenomen in Auditorium E, waar Vermeersch 30 jaar lang 'Geschiedenis van de Wijsbegeerte' doceerde voor ca. 35.000 studenten - Universiteit Gent.

Producent opname: Tom Schoepen, © 2011.  Regie: Benny Vandendriessche.

Prof. Etienne Vermeersch : Wat is schoonheid?

Etienne Vermeersch

Is schoonheid louter subjectief? Etienne Vermeersch geeft een concreet voorbeeld voor een vol Auditorium E, waar hij 30 jaar lang 'Geschiedenis van de Wijsbegeerte' doceerde voor ca. 35.000 studenten - Universiteit Gent.

Opname: Dinsdag 22 maart 2011. Moderator: Dirk Verhofstadt. Producent opname: Tom Schoepen, © 2011. Regie: Benny Vandendriessche.