Jezus Christus: waarheid of mythe? - Etienne Vermeersch

Etienne Vermeersch
hierboven: Grondige en fascinerende voordracht over : de Historische Jezus - prof etienne Vermeersch.

 

Jezus Christus: waarheid of mythe?

Methode: historisch-kritisch (niet de traditioneel-christelijke visie, red.)

Streng historisch onderzoek leert iets over Jezus van Nazareth, maar zegt ook iets over ons, stelt Etienne Vermeersch. 'Er bestaat over Jezus geen enkele strikt historische bron. Wie de eerste christelijke teksten analyseert, moet tot het besluit komen dat de mythe, de christelijke boodschap, hier geen historische grond kan vinden.'

Enkele dagen geleden schreef Bart De Wever een opmerkelijk essay over de spanning tussen mythe en historische waarheid (DS 24/3). Zo'n mythe kan geheel of gedeeltelijk waar of onwaar zijn. De historicus onderzoekt dat waarheidsgehalte en De Wever vraagt zich af of bij een negatief resultaat de mythe nog een functie kan behouden. Hij stelt dit probleem inzake natievorming en identiteit. In hetgeen volgt heb ik het over de mythe, de 'boodschap' van het christendom. In welke mate blijft die standhouden na historisch onderzoek van het verhaal over Jezus?

Prof Etienne Vermeersch

De Morgen - 7 april 2012

Die 'boodschap' kan men als volgt samenvatten.

Rond de jaren dertig van onze jaartelling leefde in Palestina een man, Jezus van Nazareth. Hij predikte, eerst in Galilea, daarna in Judea en Jeruzalem; "hij ging rond al weldoende", maar hij werd door de machthebbers van die tijd gevangengenomen, ter dood veroordeeld en hij is op het kruis gestorven en daarna begraven.

Hij is echter na drie dagen uit de dood opgestaan. Hij was de Christus, de langverwachte Messias. Bovendien is hij als zoon van God tegelijk God en mens. Hij is uit liefde mens geworden en door zijn kruisdood heeft hij de zonden van de mensen uitgeboet. Wie in hem gelooft, is verlost uit de zonde en krijgt de garantie van het eeuwige leven. Hij zal terugkomen om de levenden en de doden te oordelen en zijn rijk zal geen einde kennen.

De Mattheuspassie van Bach drukt op meesterlijke wijze uit welke indruk het mediteren over die mythe eeuwenlang op de christenen gehad heeft: geloof, emotie, ritueel en alledaags handelen.

 

Historisch bewijs?

Maar wat leert streng historisch onderzoek?

(a) Er bestaat over Jezus geen enkele strikt historische bron. De antieke geschiedschrijvers weten er, tweedehands dan nog, nauwelijks iets over. Flavius Josephus spreekt even over Jacobus "de broer van Jezus", maar weet verder niets. Philo van Alexandrië, een tijdgenoot van Jezus die Palestina goed kende, vermeldt hem niet. Als hij bestaan heeft (wat ik aanneem), was hij zeker geen ruim bekende figuur.

(b) We hebben wel geschriften van christelijke auteurs, maar geen enkele van hen heeft Jezus zelf gekend. De oudste van die geschriften zijn de authentieke brieven van Paulus (tussen 50 en 60). Daarna komen de evangeliën, maar die zijn minstens 40 jaar na Jezus' dood 'geschreven' (opgetekend in feite, red.).

Paulus heeft het in essentie over de verlossende dood en de verrijzenis van Christus, maar vermeldt over de historische Jezus bijna niets. De evangeliën hebben het wel over leer en leven van Jezus, maar het oudste (en bondigste), Marcus (Mc), dateert van even voor 70. Mattheus (Mt) en Lucas (Lc), die gedeeltelijk op Marcus en op een andere bron steunen, zijn te situeren rond 80-90 en Johannes (Joh) rond 90-100.

(c) Op de historicus maken die teksten geen indruk van betrouwbaarheid. Ze spreken elkaar op vele plaatsen tegen en ze vertellen mirakelverhalen die zonder meer ongeloofwaardig zijn. Wie de kindsheidsverhalen van Lucas en Mattheus naast elkaar legt, merkt onmiddellijk de tegenstrijdigheden; de passieverhalen staan vol van voorspellingen van Jezus, alsof hij alles zelf gepland heeft.

Maar laten we even in detail de verrijzenisverhalen bekijken.

Stel dat iemand een film wil maken over wat na Jezus' dood gebeurd is; dan moet hij de volgende 'feiten' weergeven. Op de avond na zijn dood wordt zijn lijk behandeld door Jozef van Arimathea met honderd pond (!) mirre en aloë en begraven (Joh 19, 39-42). Maria Magdalena en de moeder van Jozes (Mc 15,47) en nog andere vrouwen (Lc 24,10) zien dat gebeuren; toch kopen ze daarna welriekende kruiden om hem te balsemen (Mc 16,1). Toen de zon juist op was (het is dus niet meer donker) (Mc 16,2), gingen Maria Magdalena en de andere Maria (Mt 28,1) en Salome (Mc 16,1) naar het graf. Of neen, Maria Magdalena ging alleen naar het graf en het was nog donker (Joh 20,1). De drie (of de twee) vrouwen zien dat de steen is weggerold en binnen in het graf zien ze één jongeman zitten in een wit gewaad (Mc 16,5); of neen, een engel rolt voor hun ogen de steen weg en gaat daarop zitten buiten het graf (Mt 28,2); of nog beter: ze vinden de steen weggerold, zien dat het lichaam van Jezus weg is en pas daarna staan twee mannen voor hen (Lc 24,2-4). 

Paulus heeft het in essentie over de verlossende dood en de verrijzenis van Christus, maar vermeldt over de historische Jezus bijna niets.

Etienne Vermeersch

 

Dissonantie

Iedereen kan deze oefening verder doorvoeren: je valt van de ene contradictie in de andere. En bedenk dan dat de oudste tekst (Paulus) niets over het graf of over de vrouwen zegt en Petrus als de eerste beschouwt die de verrezen Christus gezien heeft (1 Cor 15,3-12). Wie zo de eerste christelijke teksten analyseert, moet tot het besluit komen dat de mythe, de christelijke boodschap, hier geen historische grond kan vinden. Wel kan men een hypothetisch verhaal opstellen dat enigszins het ontstaan ervan kan verklaren.

Bijvoorbeeld. Er heeft in het begin van onze jaartelling in Palestina een Jeshua geleefd die, onder invloed van Johannes de Doper, predikte dat het Rijk Gods nabij was. Hij had een zeker charisma, deed 'genezingen' en kon een kleine groep leerlingen rond zich verenigen die sterk aan hem gehecht waren. Hij trok naar Jeruzalem, werd daar door de Romeinen als een gevaarlijke 'would-be' Messias beschouwd en gekruisigd. Voor de leerlingen was dat een psychische catastrofe, een dissonantie in de terminologie van Festinger. Dat ondraaglijk gevoel wordt enigszins gereduceerd als ze visioenen krijgen van de 'verrezen' Jezus.

Maar, voor zijn leerlingen blijft de ultieme vraag: Waarom die smadelijke kruisdood? Mijns inziens volgt dan de beslissende dissonantiereductie door herinterpretatie : hij is precies daarvoor gekomen, om ons door zijn lijden en dood te verlossen.

Paulus heeft die gedachte verder onderbouwd en zo is de christelijke mythe ontstaan. 

 

Bart De Wever

Maar nu terug naar De Wever. Mensen zoals Bultmann, en velen na hem, die deze 'ontmythologisering' van het Jezusverhaal hebben doorgevoerd, zijn toch christen gebleven; zij het in een bijzondere interpretatie. En zelfs degenen die, zoals ik, op rationele gronden de 'deconstructie' op de hele 'boodschap' hebben toegepast, blijven op allerlei gebieden - beelden, emoties en medevoelen - met hen verbonden. In deze tijd vormt de gezamenlijke ontroering door de Mattheuspassie een bewijs dat ook bij ons de mythe nog nawerkt.

Over de zin en de draagwijdte van die thematiek valt dus nog heel wat te onderzoeken.

 

Etienne Vermeersch
7 april 2012 - De Morgen

De gevolgen van Wetenschap-Technologie-Kapitalisme... Prof. Etienne Vermeersch

15 februari 2012 – Prof. em. dr. Etienne Vermeersch beschrijft in op een zeer boeiende, begrijpbare en gedreven manier de geschiedenis van de wetenschap, zoals het ontstaan en de ontwikkeling van de wiskunde, de astronomie, de statica, hydrostatica, optica... De opkomst van nieuwe technologie (ca. 1300 ontstaan brillen en het kanon), de metallurgie, de mijnbouw... De opkomst van de moderne fysica en het opkomende kapitalisme. Gaandeweg analyseert Vermeersch de gevolgen van de interne dynamiek tussen Wetenschap-Technologie-Kapitalisme (WTK), welke hij koppelt aan het catastrofale probleem van de mondiale overbevolking en de nood aan onderwijs voor vrouwen wereldwijd.


 

Wetenschapsfilosofie en rechtschapenheid 

Wetenschapsfilosofie en rechtschapenheid 

In mijn vorige bijdrage (‘Etienne Vermeersch over pseudowetenschappen’, 'De Wereld Morgen') had ik gevraagd dat men niet op de man, maar op de bal zou spelen. Toch is er weer een pléiade van ‘wetenschapsfilosofen’ die mij in DWM aanvalt, zonder ook maar één van mijn formele beweringen te weerleggen. Hoewel ik dat normaal niet doe, moet ik dus ook even op de man (en de vrouw) spelen.

30 december 2011 I Etienne Vermeersch

Ik stel geen extreem hoge eisen aan mensen die zich wetenschapsfilosofen noemen. Wel veronderstel ik dat ze kunnen lezen en dat ze ‘Mensch’ zijn (Jiddisch voor een integer en eervol mens). In verband met intellectuele discussies veronderstelt zoiets dat men de relevante teksten van de opponent gelezen heeft en dat men duidelijk maakt waarmee men het oneens is, en waarom.

Onze ‘wetenschapsfilosofen’ vinden dat ik één enkel ideaal van wetenschap heb. Ik daag hen uit mij een meer genuanceerde studie van de verschillende types van wetenschap voor te leggen dan mijn artikel 'Enkele bijzondere aspecten van menswetenschappen' (1987)Etienne Vermeersch

In 1966 heb ik in mijn doctoraat (gepubliceerd in 1967) duidelijk gemaakt wat er waardevol bleef in het Logisch Empirisme en waarin het tekort schoot. Als iemand mijn stellingen van toen wil ontkrachten, mag hij/zij het altijd proberen; liefst voor een vol auditorium.

In 1969 heb ik twee artikels over het ontstaan van de experimentele methode geschreven, samen ongeveer 60 blz.; wie ze wil verbeteren, is welkom.

Zowel in de thesis, als in het boek dat ik samen met Johan Braeckman geschreven heb, zijn de naïeve opvattingen die de pléiade ons toeschrijft, van de tafel geveegd. In het boek staat uitdrukkelijk: “Dit in relatie brengen (van termen of zinnen met empirische gegevens) verwijst dan naar de praktijk volgens dewelke wetenschapsmensen hun taal in relatie brengen met de empirische feiten.” (‘praktijk’ onderstreept in de tekst).

De pléiade beledigt mij zelfs door te suggereren dat ik Lakatos en Laudan niet zou kennen. Ze zouden beter zelf eens proberen de inzichten van die mensen op de psychoanalyse toe te passen. In verband met Kuhn was ik de begeleider van de schitterende thesis van Freddy Verbruggen (2500 blz.) over de phlogistoncontroverse. Hieruit bleek dat Kuhn’s vage analyses geen stand houden bij nauwkeurig onderzoek van de historische feiten. Helen Longino, ten slotte had een en ander kunnen leren uit mijn artikels: “ Wissenschaft, Technik und Gesellschafskritik” (1973) en “La crédibilité des experts” (1976).

Een pléiade van 'wetenschapsfilosofen' suggereert dat ik Lakatos en Laudan niet zou kennen. Ze zouden beter zelf eens proberen de inzichten van die mensen op de psychoanalyse toe te passen.Etienne Vermeersch

Onze ‘wetenschapsfilosofen’ vinden dat ik één enkel ideaal van wetenschap heb. Ik daag hen uit mij een meer genuanceerde studie van de verschillende types van wetenschap voor te leggen dan mijn artikel “Enkele bijzondere aspecten van menswetenschappen” (1987). Ik eis uiteraard niet dat ze het zelf geschreven hebben.

Overigens gaan ze van de aantoonbaar verkeerde opvatting uit dat wij de pseudowetenschappen vooral bestrijden vanuit wetenschapsfilosofische uitgangspunten. Wij wijzen homeopathie af op basis van strikt fysische en scheikundige wetten. Wij bestrijden astrologie op basis van hedendaagse astronomie, psychologie en genetica en hetzelfde geldt voor de ‘paranormale’ fenomenen. Degenen die deze onzin willen verdedigen, op basis van hun ‘wetenschapsfilosofie’, mogen dat ook eens, weer voor een eivol auditorium, proberen.

Ik wil andermaal beklemtonen dat wij bepaalde stellingnamen gemeenschappelijk hebben, maar dat je de boeken en artikels van de leden van SKEPP niet zomaar aan de hele groep kunt toeschrijven. Wat ik bvb. over Jezus, of over het onsterfelijkheidsgeloof schrijf, daarvoor ben ik alleen verantwoordelijk.

Sommige leden van de pléiade zullen misschien zeggen: “Moeten wij dan de teksten van Vermeersch lezen?”. Voor mij hoeft dat niet. Maar als men mijn opvattingen bestrijdt, behoort het wel tot een elementair fatsoen daar eerst kennis van te nemen. Zelfs een opdracht aan een universiteit, of het lidmaatschap van een geleerd genootschap, biedt geen vrijbrief om zo inauthentiek te zijn dat je een tekst ondertekent over zaken waarvan je geen kennis genomen hebt.

 

Prof. Etienne Vermeersch reageert op giftige vraagsteller (video)

Prof. Etienne Vermeersch reageert op giftige vraagsteller 

Dinsdag 22 maart 2011. Opgenomen in Auditorium E, waar Vermeersch 30 jaar lang 'Geschiedenis van de Wijsbegeerte' doceerde voor ca. 35.000 studenten - Universiteit Gent.

Producent opname: Tom Schoepen, © 2011.  Regie: Benny Vandendriessche.

Prof. Etienne Vermeersch : Wat is schoonheid?

Etienne Vermeersch

Is schoonheid louter subjectief? Etienne Vermeersch geeft een concreet voorbeeld voor een vol Auditorium E, waar hij 30 jaar lang 'Geschiedenis van de Wijsbegeerte' doceerde voor ca. 35.000 studenten - Universiteit Gent.

Opname: Dinsdag 22 maart 2011. Moderator: Dirk Verhofstadt. Producent opname: Tom Schoepen, © 2011. Regie: Benny Vandendriessche.

Etienne Vermeersch: het overbevolkingsprobleem

Etienne Vermeersch

Etienne Vermeersch: het overbevolkingsprobleem 

Prof. Etienne Vermeersch in gesprek met Dirk Verhofstadt. Dinsdag 22 maart 2011, opgenomen in het legendarische Aud. E (UGent), waar Vermeersch 30 jaar lang de cursus 'Historisch overzicht van de wijsbegeerte' gaf aan tienduizenden studenten.

Producent opname: Tom Schoepen, © 2011. Regie: Benny Vandendriessche.

Etienne Vermeersch: 'negatieve' en 'positieve eugenetica'. Risico's en absurde situaties.

Rome en moderne ethische vraagstukken. Prof. Etienne Vermeersch over 'negatieve' en 'positieve eugenetica'. Risico's en absurde situaties. Voordracht op dinsdag 22 maart 2011 met moderator Dirk Verhofstadt. Opgenomen in het legendarische Auditorium E, waar Vermeersch 35 jaar lang de cursus 'Historisch overzicht van de wijsbegeerte' gaf aan tienduizenden studenten.

Regie: Benny Vandendriessche. Producent opname: Tom Schoepen, © 2011.

Meer vrouwelijke wetenschapsters verdienen een standbeeld

Etienne Vermeersch
Wikimedia Commons - Marie Curie

Er bestaat geen aimabeler intellectueel dan Etienne Vermeersch. En geen grotere aanhanger van het feminisme. Voor Wax blikt de Vlaamse denker terug op zijn woelige studentenjaren en op het feministisch reveil dat hem persoonlijk transformeerde.

'Ik vind het ergerlijk dat veel hedendaagse feministes nauwelijks iets weten over de strijd van de wetenschapsters uit het verleden.'

Kunnen we dan nu ons verstand gebruiken? (klimaat)

Etienne Vermeersch

Kunnen we dan nu ons verstand gebruiken? (klimaat)

Mislukt of niet, de klimaattop in Kopenhagen heeft volgens Etienne Vermeersch één verdienste: eindelijk is aan heel de wereld betrokkenheid gevraagd om een wereldwijd milieuprobleem aan te pakken. Maar we hebben nog een hele weg af te leggen als we onze planeet nog echt willen redden.Dit alles leidt ooit tot  de ineenstorting van het totale ecosysteem van de aarde.

Terwijl ik dit schrijf verkeren we nog in het ongewisse over een eventueel resultaat van de klimaatconferentie in Kopenhagen. Bijna zeker moeten we geen bindende afspraken verwachten over de uitstoot van broeikasgassen. Toch kan een mislukt Kopenhagen op een aantal terreinen een keerpunt betekenen: sommige trends moeten we voortzetten; op andere punten moeten we bijschaven. Positief is dat men voor de eerste maal een akkoord nastreeft waarbij van iedereen een reële betrokkenheid bij het klimaatprobleem wordt verwacht.

Binnen het Kyoto-protocol hadden de ontwikkelingslanden geen eigen verplichtingen; wel konden de industrielanden er investeringen doen die de uitstoot beperkten. Kyoto is mislukt, maar Kopenhagen ging, althans qua inzet, een stap verder.

Van nu af aan zullen bij vergelijkbare conferenties, alle landen een stem in het kapittel hebben. Dat kan een louter symbolische vooruitgang lijken, maar dat symbool houdt in dat, althans in principe, alle regeringen akkoord gaan dat de milieuproblematiek iedereen aanbelangt.

Afvalbakken

Er was een lange weg nodig om daartoe te komen. Rachel Carson wees in 1962 (Silent Spring) op de wereldwijde gevolgen van het gebruik van DDT. Er kwam een tweede schok met het rapport van de Club van Rome in 1972 dat de draagkracht van de aarde onderzocht op het gebied van productie en consumptie; met als besluit dat er 'grenzen aan de groei' zijn. De petroleumcrisis van 1973 liet het bredere publiek aan den lijve de eindigheid van veel energiebronnen ondervinden. Op het officiële politieke niveau van de Verenigde Naties beklemtoonde het Rapport: 'Our Common Future' (1987) de planetaire omvang dit eindigheidsprobleem en de noodzaak van 'duurzame ontwikkeling' overal. Intussen had de eerste World Climate Conference (1979) de aandacht gevestigd op het broeikaseffect. De oprichting van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) in 1988 verleende aan dit specifieke thema een bijzondere dynamiek. De opeenvolgende rapporten van het IPPC beklemtoonden zowel de wereldwijde impact van 'climate change' , als de urgentie er iets aan te doen. Beide aspecten drongen nagenoeg overal tot de politieke leiders door, zodat daadwerkelijk handelen onvermijdelijk bleek.

Dit - relatief - succes had, paradoxaal genoeg, een keerzijde. Het ecologisch denken en handelen kreeg een enorme stimulans, maar tevens ontstond de neiging om het te herleiden tot het broeikaseffect. Zoals ik in mijn boek De Ogen van de Panda (1988) heb betoogd, is het milieuprobleem de ontsporing van een wereldsysteem dat ik het WTK-bestel noem en dat, onder de stuwkracht van de interactie van Wetenschap, Technologie en Kapitalistische economie, tot een ononderbroken expansie leidt. Hierbij worden de hulpbronnen: energievoorraden, vruchtbare bodem, zoetwater, grondstoffen, die allemaal een eindig karakter hebben, steeds sneller opgebruikt. Dit bestel produceert op een toenemende wijze afval, dat we in afvalbakken achterlaten. Maar al die afvalbakken zijn eindig: lucht, bodem, grondwater, oppervlaktewater en uiteindelijk de zeeën. Onvermijdelijk moeten die dus eens het niveau van onomkeerbare schade bereiken. Het broeikaseffect is daar één aspect van, maar op lange termijn wordt dit pollutieprobleem universeel. Uiteindelijk leidt dit alles tot de uitroeiing van dieren en planten: afnemen van de biodiversiteit en ooit tot de ineenstorting van het totale ecosysteem van de aarde. Zo'n algemene karakterisering kan een breder inzicht bieden in de zin van het ecologisch handelen: zelfs als de klimaatsceptici (die de rol van de broeikasgassen overtrokken vinden) gelijk zouden hebben, verandert dat niets aan de vaststelling dat de fossiele brandstoffen die we nu gebruiken, eens uitgeput zullen zijn en dat binnenkort de tropische regenwouden zullen verdwijnen. Het reduceren van het probleem tot de klimaatverandering, kan ons vooral ook de grondslagen van de milieuproblematiek en de brede waaier van noodzakelijke oplossingen uit het oog doen verliezen.

Bevolkingsexplosie

De ontwikkeling van het WTK-bestel sinds circa 1750 in het Westen, maar wereldwijd sinds 1950, heeft vooreerst de voorwaarden geschapen voor een ongehoorde explosie van de wereldbevolking, maar heeft ook geleid tot een explosie van totaal nieuwe consumptiegoederen en een mentaliteitswijziging die de behoefte aan die goederen onophoudelijk stimuleert. De expansie van productiemiddelen en consumptiebehoeften vertoont een dynamiek die in de rijke landen al moeilijk in te tomen valt. Wanneer de armen, minstens op ethische gronden, op een enigszins vergelijkbaar niveau moeten komen, bijvoorbeeld minimaal vijf maal hun ecologische voetafdruk (per persoon) van nu, dan betekent dat voor een wereldbevolking van ongeveer negen miljard in 2050, een onvoorstelbare toename van consumptie en productie en dus ook van alle milieuproblemen in het spoor ervan. De gedachte dat ons 'ruimteschip aarde' dit, alleen door verbetering van de technieken aankan, getuigt van een verregaande irrationaliteit. In 1988 formuleerde ik het 'ethisch-ecologisch probleem' als volgt: 'Ons wereldsysteem zal de ecologische ineenstorting slechts kunnen uitstellen in de mate waarin aan het gelijkwaardigheidsbeginsel (tegenover de armen) afbreuk wordt gedaan.'

Dat het stopzetten van de bevolkingsexplosie, inclusief bij ons (veel grotere voetafdruk) een onontkoombare factor is van een oplossing, als (als!) die nog haalbaar is, zou voor iedereen een evidentie moeten zijn. Toch slagen alle internationale milieuconferenties er tot nu toe in dit basisprobleem volkomen te verdonkeremanen. Kan de mislukking van Kopenhagen eindelijk de redelijkheid ten goede komen?

Euthanasie bij dementie? Het is de hoogste tijd! - Etienne Vermeersch, 2008

Etienne Vermeersch

Het is de hoogste tijd dat tijdens deze regeerperiode gewerkt wordt aan een uitbreiding van euthanasie bij dementie.

Etienne Vermeersch, 2008

We hadden het kunnen verwachten, maar toch worden we het niet gewoon. Sinds meer dan dertig jaar herhalen de voorstanders van de euthanasiewetgeving dat zij geen uitspraken doen over andere mensen, dat zij het niet over de menselijke waardigheid in het algemeen hebben, en natuurlijk, dat zij niemand, maar dan ook niemand iets willen opdringen. Wij vragen alleen dat ieder mens die geconfronteerd wordt met lijden en aftakeling - met wat hij/zij voor zichzelf als lijden en aftakeling beschouwt - daaraan op waardige wijze een einde zou mogen maken.  

Etienne Vermeersch - De Standaard I Opinie - 22 / 3 / 2008

 

Wellicht gaan zij die aan anderen eeuwenlang een eenheidsdenken over leven en dood hebben opgelegd, ervan uit dat iedereen die voor zichzelf - en alleen voor zichzelf - een andere visie ontwikkelt, die meteen ook aan anderen wil opdringen.    

 Etienne Vermeersch, 2008

 

Meer dan anderhalf jaar geleden heb ik met Hugo Claus over zijn mogelijke euthanasie gesproken. Had hij het daarbij over het feit dat hij 'zijn familie niet meer tot last wou zijn, de ziekteverzekering niet wou opzadelen met medische en verzorgingskosten', zoals broeder Stockman schrijft?

Neen.

Vond hij dat andere dementen zijn voorbeeld moesten volgen?

Neen.

Hij had het heel gewoon over het feit dat hij, Hugo, die jarenlange aftakeling niet wou meemaken. Hij had altijd een zelfbeeld gehad van de creatieve persoon die zijn lot in eigen handen nam, voor wie 'Ni Dieu, Ni Maître' (Geen God, Geen Meester, red.) geen slogan, maar een levenshouding was. Daarbij kwam geen afkeuring over de levenskeuze van bijvoorbeeld Gerard Reve over zijn lippen. Wel wou hij voor zichzelf een andere keuze maken.

Vanwaar komt toch die blijkbaar maniakale gedachte dat iemand die voor zichzelf een wijze van leven en sterven kiest, zonder anderen een strobreed in de weg te leggen, daarbij die anderen als 'eng, dom en kwezelachtig' (Stockman) zou beschouwen?

Wellicht gaan zij die aan anderen eeuwenlang een eenheidsdenken over leven en dood hebben opgelegd, ervan uit dat iedereen die voor zichzelf - en alleen voor zichzelf - een andere visie ontwikkelt, die meteen ook aan anderen wil opdringen. Dogmatici denken blijkbaar dat iedereen die een afwijkende mening heeft, ook zelf een dogmaticus wil zijn.

De werkelijkheid is echter van een heel andere orde. In Frankrijk is zopas weer gebleken hoe gruwelijk een samenleving kan zijn die een vreselijk lijdende vrouw weigert te helpen en haar in eenzaamheid een pijnlijke dood laat sterven. Christelijke naastenliefde heet dat.

En ook in België gaan na Hugo's dood de mensen zich niet tot euthanasie verplicht voelen. Wel integendeel, nog altijd is het in sommige katholieke ziekenhuizen zo - en ik kan recente voorbeelden geven - dat aan patiënten die mateloos lijden een waardig sterven wordt ontzegd. Dat 'broeder van liefde' Stockman maar beter zijn gezag laat gelden om daar orde op zaken te stellen.

Hoewel ons land door zijn wetgeving wereldwijd vanuit ethisch oogpunt op een eenzame hoogte staat, is het bevrijdend karakter ervan nog niet voor alle zinloos lijdenden toegankelijk. Weliswaar stijgt het aantal humane artsen, maar een harteloze ethiek is nog bij veel geneesheren en hospitaaldirecties blijven hangen. Hoewel dat niet zijn eerste bedoeling was, zal de euthanasie van Hugo Claus wellicht op termijn tot een nieuwe doorbraak leiden.

 

Voor Hugo Claus was 'Ni Dieu, Ni Maître' geen slogan, maar een levenshouding.

Etienne Vermeersch, 2008

 

Binnen de huidige wetgeving kan euthanasie alleen worden toegestaan zolang de betrokkene wilsbekwaam is, dat wil zeggen in volle bewustzijn en met kennis van zaken zijn aanvraag kan formuleren. Een levensbeëindiging bij een niet-wilsbekwame persoon, op basis van een 'voorafgaande wilsbeschikking' is alleen mogelijk als die persoon onbewust is, dit wil zeggen in coma. Verregaande vormen van mentale verwarring of van dementie komen hiervoor niet in aanmerking. Nochtans had een van de groepen in het Raadgevend Comité, die het advies inzake levensbeëindiging hebben voorbereid, aangedrongen op een oplossing voor wilsonbekwamen in het algemeen; met name dus ook voor de zwaar dementen.

Het is de hoogste tijd dat tijdens deze regeerperiode gewerkt wordt aan een uitbreiding van de euthanasiewet ten behoeve van deze groep en ook van de minderjarigen. Het pijnlijke in het geval van Hugo Claus is immers dat hij nog een tijd in een min of meer aanvaardbare situatie had kunnen leven (met ups en downs), maar op een bepaald ogenblik zou zijn situatie zo ver gevorderd zijn dat door de diepe dementie een euthanasieaanvraag onmogelijk geworden zou zijn.

Er is uiteraard nog wat denkwerk nodig om de criteria voor zo'n wetsuitbreiding uit te werken, maar juist daarom is het nodig er nu aan te beginnen. Het wordt in deze omstandigheden eentonig en zelfs pijnlijk - maar het blijkt toch nodig het nog eens te herhalen - dat hierbij niemand, maar dan ook niemand, onder druk zal worden gezet om een euthanasie te bekomen, of zelfs aan te vragen: alles blijft gebaseerd op de vrije wilsbeschikking van een persoon op een ogenblik dat hij over al zijn geestelijke vermogens beschikte.  

 

Dogmatici denken blijkbaar dat iedereen die een afwijkende mening heeft, ook zelf een dogmaticus wil zijn.

Etienne Vermeersch, 2008

 

Etienne Vermeersch over Hugo Van den Enden (beste vriend en collega)

Etienne Vermeersch
Ethicus Hugo Van den Enden

Het eerste jaar dat ik samen met deze briljante student heb meegemaakt, was een van de belangrijkste van mijn leven en we hebben er beiden een levensbeschouwelijke ommekeer meegemaakt.

Etienne Vermeersch

 

Prof Etienne Vermeersch' toespraak tijdens de uitvaart van zijn goede vriend Prof Hugo Van den Enden:

Bij de uitvaart van Simone, de betreurde vrouw van Hugo, had hij mij gevraagd een tekst voor te lezen die hijzelf geschreven had; ik heb daar een paar details aan toegevoegd zonder hem ontrouw te zijn, en hij apprecieerde dat. Voor hetgeen ik vandaag moet zeggen om hem te gedenken, sta ik er alleen voor, maar ik meen dat het mijn opgave is hier getuigenis af te leggen van wie hij geweest is. Om hem trouw te blijven zal ik ook hem zoveel mogelijk zelf aan het woord laten.

Etienne Vermeersch
hoogleraar emeritus
Universiteit Gent

 

Hugo Van den Enden is geboren in Antwerpen op 27 juni 1938. Hij volgde de humaniora (Grieks-Latijnse) bij de Jezuïeten in het Xaveriuscollege (Borgerhout) en studeerde daarna Germaanse filologie en Wijsbegeerte aan de Gentse Universiteit. Zijn eerste leermeester was professor Uyttersprot, die hij erg waardeerde - en die waardering was wederzijds. Daarna was de confrontatie met de professoren Apostel en Kruithof voor zijn verdere ontwikkeling beslissend.

Als tiener en als jonge student, ging zijn belangstelling overwegend uit naar de literatuur, vooral de Duitse, en naar de muziek van Wagner. Zowel het muzikale als het muziektheoretische werk van die componist kende hij reeds in de humaniora door en door. Hij was al vroeg ongelovig geworden en zijn wereldbeschouwing als eerstejaarsstudent was sterk door Goethe bepaald en, onder de hedendaagse essayisten, door de gebroeders Jünger, vooral Friedrich Georg, over wie hij een voortreffelijke licentieverhandeling zou schrijven.


Het is niet onbelangrijk daarop te wijzen omdat zijn latere ontwikkeling naar een eerder neo-positivistische visie op wetenschap en wijsbegeerte helemaal niet geduid kan worden als een gebrek aan vertrouwdheid met de artistieke en 'geesteswetenschappelijke' tradities. Wel integendeel.

Ik heb Hugo leren kennen in het academiejaar 59-60; we volgden toen de eerste kandidatuur Wijsbegeerte, maar ikzelf voltooide daarnaast ook mijn licentie Klassieke Filologie, en hij voltooide tegelijk zijn eerste licentie Germaanse Filologie. 

Het eerste jaar dat ik samen met deze briljante student heb meegemaakt, was een van de belangrijkste van mijn leven en we hebben er beiden een levensbeschouwelijke ommekeer meegemaakt.

We hadden toen bij Leo Apostel en Jaap Kruithof seminaries over kennisleer, antropologie en ethiek. Die twee jonge professoren stimuleerden ons om bijna wekelijks ‘papers’ te schrijven waarin wij een standpunt moesten formuleren over de meest uiteenlopende onderwerpen. Ik probeerde de problemen te benaderen vanuit een toen nog gelovige achtergrond; maar dat lukte niet en hij poogde het vanuit zijn Goethiaanse Weltanschauung.

Hij deed dat met een verbluffend talent, maar ook hij kwam tot de bevinding dat een strenge argumentatie op deze wijze niet mogelijk was. En zo groeiden wij in een vinnige maar vriendschappelijke confrontatie meer en meer naar elkaar toe via een analytische en neopositivistisch getinte wijze van denken. Tegen het einde van dat jaar hadden wij onze eigen wijsgerige persoonlijkheid ontwikkeld - ik was intussen ook ongelovig geworden - maar tevens hadden we een terrein gevonden waarop we elkaar voor de rest van ons leven konden stimuleren en waarderen. Ik ben daar nog altijd heel dankbaar voor.

Na zijn licentie Germaanse werd hij voor enige tijd leraar: hij moest immers vrouw en kinderen onderhouden en er was nog geen assistentenplaats vrij. Toch bleef hij zich als filosoof ontwikkelen en hij interesseerde zich voor de ethisch-politieke kwesties die toen aan de orde waren. Kruithof en Van Ussel, die de discussies over jeugdseksualiteit en contraceptie gelanceerd hadden, vonden in hem een actieve bondgenoot, maar al snel verplaatste hij het debat naar een terrein waar ze hem slechts schoorvoetend konden volgen.

 

Zijn eerste, blijvende, verdienste voor de ethische ontvoogding in ons land, was immers zijn inzet voor de abortuswet. In talloze lezingen en artikels over dit onderwerp maakte hij brandhout van de argumenten van de tegenstanders en dat leidde in 1971 tot het boek “Abortus, pro en contra”, dat ook in Nederland veel succes kende.

Etienne Vermeersch

 

Zijn eerste, blijvende, verdienste voor de ethische ontvoogding in ons land, was immers zijn inzet voor de abortuswet. In talloze lezingen en artikels over dit onderwerp maakte hij brandhout van de argumenten van de tegenstanders en dat leidde in 1971 tot het boek “Abortus, pro en contra” (Wereldvenster), dat ook in Nederland veel succes kende. 

Maar lang voor de abortuswetgeving in België uiteindelijk tot stand kwam (1990), had Hugo zich reeds volop in een nieuwe strijd geëngageerd. In 1983 werd de “Vereniging voor het Recht op Waardig Sterven” gesticht, waarvan hij jarenlang de actieve ondervoorzitter zou zijn. Ook hierover gaf hij talloze lezingen en publiceerde hij artikels, in binnen- en buitenland. Zo ontstond in 1995 “Ons levenseinde humaniseren. Over waardig sterven en euthanasie” (VUB Press). De Belgische euthanasiewet trad in werking op 23 september 2002 en als reactie daarop bracht hij een herziene uitgave van dit boek in 2004.

Zowel de abortuswet als de euthanasiewet beantwoordden niet volledig aan het ideaal dat Hugo voor ogen had. Toch blijft het een feit dat hij de vreugde beleefd heeft de twee belangrijkste doelstellingen op het ethisch-politieke vlak waarvoor hij jarenlang heeft gestreden, in een grote mate te zien realiseren. In beide gevallen, zowel wat betreft de euthanasie- als de abortuswet, mocht hij zonder aarzelen het woord van Goethe (1792) op zichzelf toepassen: “wir sind dabei gewesen”.

 

In 1983 werd de “Vereniging voor het Recht op Waardig Sterven” gesticht, waarvan hij jarenlang de actieve ondervoorzitter zou zijn. Ook hierover gaf hij talloze lezingen en publiceerde hij artikels, in binnen- en buitenland. Zo ontstond in 1995 “Ons levenseinde humaniseren. Over waardig sterven en euthanasie” (VUB Press)

Etienne Vermeersch

 

Maar niet alleen op het vlak van de actie heeft hij zijn verdiensten gehad. Naar aanleiding van zijn emeritaat hadden we in 2003 de gelegenheid een aantal van zijn publicaties te bundelen: “Op het scherp van de rede. 40 jaar kritisch denken.” (Garant). Naast de teksten voor een breder publiek vindt men hier enkele strikt wetenschappelijke bijdragen tot de ethiek en de wijsbegeerte, die getuigen van de scherpte van zijn analytisch denken.

Naast zijn magistrale tekst over de vrije wil hoef ik slechts één ander voorbeeld te noemen: zijn analyse van de wetenschapskritiek van de Frankfurter Schule is niet alleen voor deze stroming relevant: een groot deel van het ‘postmodernistisch’ denken kan men met vergelijkbare argumenten ontkrachten;

En ten slotte is er zijn activiteit als professor. Honderden studenten hebben hem meegemaakt als een briljante lesgever en door zijn bijdrage tot de vorming van de leraars Moraal moet, indirect, zijn invloed op talloze jongeren aanzienlijk zijn geweest. Vooraleer ik hemzelf nog een paar keer aan het woord laat, wens ik een belangrijk aspect van zijn levensvisie, zijn onwrikbare vrijzinnige overtuiging via een ander citaat illustreren, zij het dan een citaat uit de Bijbel.

 
Kort is ons leven en vol verdriet
er is geen remedie als de mens doodgaat
en het is nooit vertoond
dat iemand uit de onderwereld terugkwam
Wij zijn immers maar toevallig ontstaan
en later zullen wij zijn
als waren wij er nooit geweest,
want damp is de adem van onze neus
en het denken is een vonk die springt
bij het kloppen van ons hart.
Is die uitgedoofd,
dan vergaat het lichaam tot as
en de geest vervliegt als ijle lucht.
Onze naam wordt op de duur vergeten
en niemand denkt nog aan wat wij gedaan hebben.
Ons leven gaat voorbij
als de laatste sporen van een wolk,
het lost zich op als een nevel,
die verdreven wordt door de stralen van de zon
en bezwijkt voor haar gloed
Een vluchtige schaduw zijn onze dagen
en ons einde is onherroepelijk,
want het is bezegeld en niemand keert terug.
Vooruit dan, laten wij genieten
van het goede dat we hebben
en meteen van het geschapene profiteren,
nu wij nog jong genoeg zijn.
Laten we ons te goed doen
aan kostelijke wijn en aan parfums
en laat geen lentebloesem ons ontgaan.
Laten wij ons bekransen
met rozenknoppen voordat ze verwelken.
Geen feestwei mag verstoken blijven
van ons plezier.
Overal willen wij tekenen achterlaten
van onze vrolijkheid
want dat is ons deel en dat is ons lot.

 

Wijsheid van Salomo hoofdstuk 2, vers 1 tot 9

 


Naast deze diepe overtuiging van de eindigheid van ons persoonlijk bestaan, de afwezigheid van een transcendente god en het besef dat we zelf van ons leven iets moois moeten maken, was er ook een drang om als mens en als filosoof iets te betekenen voor de medemens en de maatschappij.

 

Ik citeer hem:


“Ik denk dat wij wijsbegeerte wilden bedrijven niet in een ivoren toren, niet puur academisch, met abstracte spelletjes, maar dat wij steeds de wijsgerige reflectie wilden vertalen naar actuele relevante maatschappelijke vraagstukken. Een tweede aspect is dat wij kritische, en uiteraard ook vrijzinnige, rationalisten zijn. Dat wij, in ons onderwijs en publicaties, een voorbeeld willen geven aan onze studenten en aan ons publiek, van hoe men door gebruik te maken van de rede, en uitsluitend van de rede, aan kritische analyse van vraagstukken kan doen. En dat zit helemaal haaks op de evolutie die ik zeer betreur en die nu eigen is aan deze universiteit, dat men mensen pousseert om enkel nog specialistische artikels in internationale vaktijdschriften te publiceren… Dat leidt ertoe dat we specialisten krijgen en geen intellectuelen. Een intellectueel is voor mij iemand die op kritisch rationele basis, maatschappelijk relevante en actuele vraagstukken benadert en die een rol te vervullen heeft van maatschappelijke dienstverlening.” 

 

Ik weet dat dit voor sommigen hard kan klinken maar ik weet ook dat hij het zou geapprecieerd hebben dat ik hem hier die laatste kans geef om die inzichten te verwoorden.

 

En ik wil nog een stap verder gaan. Zij die het van meer nabij hebben meegemaakt, weten dat de wijze waarop hij naar zijn dood gegaan is, niet strookte met datgene waarvoor hij zo lang gestreden heeft. Daarom dit laatste citaat van hem, zo toepasselijk op zijn eigen sterven.

 

De stervende
Uit: Ons Levenseinde Humaniseren, 1995.

Velen onder ons weten het. Tengevolge van zware gezondheids-problemen en later, het verlies van Simone, had hij de laatste jaren heel wat van zijn veerkracht en dynamiek verloren, maar wat hij daarvoor realiseerde heeft ertoe bijgedragen het lijden en de wanhoop van veel mensen te verzachten en deze verdienste is een “ktèma eis aiei” een “verworvenheid voor altijd”.

Zonder aanmatigend te willen zijn hoop ik nog eens in zijn naam te kunnen spreken bij het bedanken van een aantal mensen.

Een dankwoord voor de mensen van de Vereniging voor het Recht op Waardig Sterven bij wie hij zich zo goed thuis voelde en die hem gesteund hebben in een belangrijke zingeving voor zijn leven.
Hij zou zeker ook willen dat ik die enkele mensen van de vakgroep en daar rond bedank die hem tot het einde hun genegenheid hebben betuigd.
En natuurlijk zou zijn laatste dankwoord naar zijn kinderen en kleinkinderen gaan die zoveel warmte in zijn leven gebracht hebben.
En, Herwig, heel in het bijzonder bedankt.

 

Hij wou een filosoof zijn met een streng wetenschappelijke aanpak, die de benaderingswijze van het neopositivisme heel nabij was; maar de vervreemding van een denken dat vooral op zichzelf gericht is heeft hem nooit bekoord. Zoals ‘de kleine Johannes’ wou hij “den killen nachtwind tegemoet (gaan), den zwaren weg naar de groote, duistere stad, waar de menschheid was en haar weedom.” (Van Eeden).

Zo zag hij zijn opgave als filosoof; maar -ik merkte het reeds op - zijn ethiek was niet eenzijdig gericht: als mens wou hij ook met volle teugen van het leven genieten. Een volmaakt evenwicht tussen deze twee strevingen tot stand brengen is allicht voor niemand weggelegd. Maar hij heeft wel zijn best gedaan.


Dank je, Hugo, je hebt je rust verdiend.

 

Über allen Gipfeln
Ist Ruh.
In allen Wipfeln
Spürest du
Kaum einen Hauch;
Die Vögelein schweigen im Walde!
Warte nur, balde
Ruhest du auch.
 
(Goethe, 1780)

 

 

In memoriam Hugo Van den Enden

Etienne Vermeersch

Morgen vindt de uitvaart plaats van Hugo Van den Enden, emeritus hoogleraar van de Universiteit Gent. Ik heb Hugo leren kennen in het akademiejaar 59-60; we volgden toen de eerste kandidatuur Wijsbegeerte, maar ikzelf voltooide daarnaast ook mijn licentie Klassieke Filologie en hij zat in de eerste licentie Germaanse. Het eerste jaar dat ik samen met deze briljante student heb meegemaakt, was een van de belangrijkste van mijn leven en we hebben er beiden een levensbeschouwelijke ommekeer meegemaakt. We hadden toen bij Leo Apostel en Jaap Kruithof seminaries over kennisleer, antropologie en ethiek. Tegen het einde van dat jaar hadden wij onze eigen wijsgerige persoonlijkheid ontwikkeld.

— Etienne Vermeersch

Het Scheermes van Ockham ('de meest eenvoudige verklaring is meestal de beste')

Etienne Vermeersch

Wanneer je een fenomeen kunt verklaren door de werking van drie krachten, is het niet nuttig er ook nog een vierde (overbodige) kracht bij te veronderstellen. 

Het scheermes van Ockham is een vuistregel die zegt: "je moet het aantal zijnden niet groter maken dan nodig" ("entia non sunt multiplicanda praeter necessitatem"). Bijvoorbeeld wanneer je een fenomeen kunt verklaren door de werking van drie krachten, is het niet nuttig er ook nog een vierde bij te veronderstellen. Kortom de meest eenvoudige verklaring is meestal de beste. Soms kan dat eens anders uitvallen, maar dan merk je dat wel bij verder onderzoek.